Leon Verdonschot legt voor LINDA. iemand wekelijks het vuur na aan de schenen. Deze week is rapper Typhoon (38) aan de beurt. Onlangs verscheen zijn nieuwe ep Twintig en voor hij volgend jaar een sabbatical neemt, geeft hij deze zomer nog enkele shows, om het jaar af te sluiten in Carré.
In je laatste single Het Eind zing je ‘Aan al het goede komt een eind / Al mijn doelen zijn bereikt’. Dat is mooi. En ook wat vroeg, nog ruim voor je veertigste.
“Dat klopt. Ik schreef dat tijdens de tweede lockdown, toen was ik er echt een beetje klaar mee. En ben ik bij mezelf nagegaan: wat wil ik nou écht? Alleen maar ‘meer, meer, meer’? Ik heb me helemaal overgegeven aan het gevoel ‘misschien is het wel goed zo’. De doelen die ik nu heb liggen minder op professioneel vlak en meer persoonlijk, in mijn gezinsleven. In professioneel opzicht geldt nu: vanaf hier is het een joyride. Ik heb in dit jaar, mijn 20-jarig jubileumjaar, besloten niet overál ‘ja’ op te zeggen. Dat betekent dus ook ‘nee’ tegen bepaalde inkomsten, maar ik wil dit jaar écht mezelf alleen maar dingen cadeau doen. Er is minder moéten en precies moéten is wat ik heel vaak heb gevoeld. Nu voel ik iets anders: ruimte.”
Je zingt in het nummer ook dat je profvoetballer wilde worden. Hoe ver ben je gekomen?
“Dat is denk ik een jongensdroom van heel veel jongens, inclusief mijn vader. Net als mijn broers kon ik best een beetje voetballen. Mijn bijnaam was Babangida, de legendarische rechtsbuiten van Ajax. Ik had dezelfde kleur én snelheid. En dezelfde move als hij: de bal razendsnel voor me uitspelen. Op een gegeven moment verslapte mijn aandacht en werd ik wat middelmatiger. Ik herinner me dat ik in B1 speelde en dat er toen gewoon een sneeuwstorm was. Ik stond daar ingepakt in een maillot en een muts en kon nog steeds niet bewegen van de kou. Ik herinner me dat mijn coach riep ‘Glenn, naar voren!’, en ik dacht alleen maar: ‘Rot toch lekker op, dat is niets voor mij.’ Toen ben ik van voetbal af gegaan en op zaterdagen gaan schoonmaken in een bakkerij.”
In oktober sta je twee avonden in Carré. Voor veel cabaretiers en anders theatermakers is dat heilige grond, de hoogst haalbare zaal. In de hiphop lijkt Carré me niet automatisch hét einddoel?
“Het is vanuit de theaterwereld een magische plek. Ik heb er met Wende al twee keer mogen staan, een keer voor Theater Na de Dam, op 4 mei. Dat was heel bijzonder en Wende heeft natuurlijk een stempelkaart vol uitverkochte Carrés. Diggy Dex was volgens mij de eerste Nederlandse hiphopartiest die in Carré heeft gestaan. Voor mij was ook een belangrijk moment dat Muse, waar ik fan van ben, in Carré stond, met zowel zittend als staand publiek. Toen dacht ik: dat kan dus ook, je kan ook je éigen energie aan Carré geven. Superhard om die zaal in je eigen vibe te doen. Het is een theater, maar we gaan het omvormen tot een lichthuis.”
Vorig jaar bracht je een nummer uit, Alleen in de Pauze, dat je als ambassadeur van de stichting Join Us schreef na gesprekken met jongeren over eenzaamheid. Schrok je van wat je toen hoorde?
“Mijn hart bloedde, man. Ik weet wat het is om eenzaamheid te voelen. Tijdens de coronatijd is er heel laat naar die jongeren omgekeken. Ze waren eigenlijk een soort collateral damage. En als ze dan eens een huisfeestje hielden in hun meest vormende tijd, werden ze als aanstichters van het virus gezien. Natuurlijk gaat eenzaamheid over veel meer dan corona, maar ik vond het wel nodig dit onderwerp in het licht te zetten. Het ging tijdens corona over kwetsbare groepen, en terecht, maar deze jongeren waren en zijn ook een kwetsbare groep.”
Verbaast het je dat ons leven twee jaar heeft stilgestaan en dat we het er nauwelijks meer over hebben?
“Ja, precies dat! Dat knaagde bij mij ook toen alles opeens weer los ging. Ik stond toen zelf ook weer meteen op podia, maar het voelde niet echt áán. Alsof er niets meer over was van alle intenties tijdens de quarantaines. Die coronatijd heeft mij echt tot inzichten gebracht en voor mijn gevoel klópt er sindsdien iets niet helemaal meer. De beloften die we onszelf hebben gedaan zijn we even vergeten toen het allemaal weer mocht en nu loopt er iets niet helemaal goed meer. Ik hoor datzelfde gevoel ook van veel mensen om me heen.”
Je begon op je vijftiende met muziek maken. Welk advies zou je de 15-jarige Typhoon nu meegeven?
“Ik zou hem adviseren: wees niet zo onzeker, het is goed wat je doet, vertrouw erop dat het goed komt. Ik denk dat ik wel héél erg hard voor mezelf was. Dat heeft me ook gebracht waar ik nu ben, maar ik had er iets meer van kunnen geniéten. Er zijn momenten waarop ik heel hard mijn best heb gedaan. Als ik dat iéts minder had gedaan, had ik wat meer genoten.”
De stad waar je opgroeide, Zwolle, had een enorm levendige hiphopscene. Had je al die voorbeelden om je heen nódig?
“Zonder die voorbeelden was ik geen Typhoon geweest, zonder die Zwolse scene was dat nooit gelukt. Er zijn zóveel bandjes en zóveel rappers die moeite hebben hun weg te vinden, ik realiseer me heel goed hoeveel geluk ik heb gehad. Ik had de beste mensen om me heen – dan kun je meevaren op hun vleugels. Maar je moet ook opboksen tegen het beste dat er is. Dat laatste is een stand waarin ik wel lang ben blijven hangen.”
Hoe kwam je daar uit?
“Ik nam in 2008 muziek op samen met New Cool Collective en toen zei de eigenaar van de studio: ‘Veel mensen zouden hier van dromen, het is echt niet normaal dat jij dit kan doen. Maar weet ook dat deze muzikanten niet zomaar met jou werken: jíj hebt ook iets te bieden.’ Ik vond dat een belangrijk moment en inzicht.”
Je trad tijdens de coronatijd op in Maastricht, waar je voor het eerst een langgekoesterde wens uitvoerde: je speelde toen voor het eerst op een bugel. Hoe gaat het nu met dat instrument?
“Ik moet je eerlijk zeggen dat ik al een tijd niet heb geoefend. In Carré wil ik ‘m weer spelen. Ik hunker er wel naar om er mee te oefenen, dat is echt een momentje voor mezelf. Het is ook echt nodig met zo’n instrument, oefenen. Ik doe het altijd zo zachtjes mogelijk, want onze poezen zijn heel gevoelig voor geluid. Elke keer als ik repeteer, schieten ze weg. Niet erg goed voor m’n zelfvertrouwen.”
