Annemarie Haverkamp was moeder. Sinds de dood van haar zoon is ze op zoek naar een nieuwe identiteit. Annemarie (48) woont samen met haar man en schrijft.
‘Ik weet dat het niet kan, maar het is wel zo: een speelgoedpop van mijn overleden zoon komt opeens tot leven. Achter mij, in de kast, kraakt het alsof een radiozender plotseling stoort. Eerst dacht ik dat een van de boxen de boosdoener was, maar Spotify speelt gewoon door. Het harde ruisen komt toch echt uit Buzz Lightyear.
Met open mond gaap ik de plastic pop uit de film Toy Story aan. Dan zie ik dat op zijn rug een zwak, blauw licht brandt. Zomaar opeens? Na jaren stilte? Ben ik gek aan het worden?
Ik was juist in mijn dagboek aan het schrijven over Job. Dat doe ik op zijn oude slaapkamer die ik heb veranderd in een werkkamer. Al zijn speelgoed is opgeruimd, behalve dus space ranger Buzz. Die staat er al sinds we in 2006 dit huis betrokken en ik kon het niet over mijn hart verkrijgen Jobs beste vriend in een doos te stoppen.
Als een soort engelbewaarder staat hij op het schap boven de foto’s van Job, met zijn ruimtevleugels gespreid. Maar deze Buzz Lightyear, die zinnetjes kon zeggen, het geluid van een vliegtuig maakte en blauw licht uit zijn achterste liet komen (alsof hij een raket was), deed het ook al jaren niet meer toen Job nog leefde.
Precies op het moment dat ik zeker weet dat het gekraak uit Buzz komt, doet hij er het zwijgen toe. Hier sta ik dan, terwijl mijn hart bonkt in mijn keel. Als ik mijn man straks vertel dat Buzz Lightyear herrie begon te maken toen ik de naam van Job intikte op de computer, zal hij me niet geloven.
Ik druk op de power-knop. Niets natuurlijk. Buzz’ blauwe licht gaat ook niet aan. Maar net als ik weer zit om verder te schrijven in mijn digitale dagboek (ik noteer dat ik vrees dat ik mijn verstand verlies omdat Buzz me heeft geroepen) laat hij opeens weer van zich horen. Ik vlieg naar beneden om mijn telefoon te halen zodat ik een filmpje kan maken. Bij terugkomst is het stil.
Mensen die in de rouw zijn, kunnen zich dingen inbeelden, las ik in een boek van rouwtherapeut Manu Keirse. Hij schrijft over een moeder die haar zoon drie weken na zijn dood in de huiskamer piano zag spelen, over een man die het parfum van zijn overleden echtgenote rook als hij thuiskwam. De psycholoog noemt dat geen waanvoorstellingen, maar ‘normaal gedrag van evenwichtige mensen’. Die evenwichtige mensen verlangen zo intens naar degene die ze zijn verloren, dat ze die persoon kunnen voelen, zien of horen.
Ik had dat ook, toen Job net dood was. Op zijn kamer hoorde ik hem soms murmelen en met zijn hoofd tegen de rand van het bed bonken, zoals hij jarenlang deed.
Maar nu, twee jaar na Jobs overlijden, heb ik te maken met een spooky Buzz die me gelukkig ter wille is en voor een derde keer aanslaat als ik mijn telefoon paraat heb.
Mijn man Rob zegt bij het zien van het filmpje dat dit eigenlijk niet zou moeten kunnen, maar dat we de lege batterijen nooit uit de pop hebben gehaald, dus dat er misschien iets contact maakt. Maar waarom nu? Juist op de dag dat Rob ook nog eens jarig is? Dat kan hij ook niet uitleggen.
Als ik deze column schrijf, zijn we twee weken verder. Buzz Lightyear roept nog steeds om aandacht, altijd op momenten dat een van ons boven is (ook nu, terwijl ik achter mijn laptop zit). Hij kraakt meestal acht keer achter elkaar, ik heb meegeteld in de hoop een boodschap te kunnen ontcijferen. Soms maakt hij ons wakker om half zeven, het tijdstip dat we Job altijd uit bed haalden. Meldt hij zich ’s nachts, dan steek ik mijn hoofd om de deur om te zeggen dat hij nog even stil moet slapen, net als ik bij Job deed.
Ik zoek niet meer naar verklaringen, ben al lang blij dat er weer leven is in Jobs kamer. Misschien worden we gek, maar dan wel gezellig gek.’