De stad hangt weer alweer vol met kerstversiering. Lichtgevende rendieren zweven boven de straten, gouden engelen glinsteren aan gevels en overal twinkelen lichtjes. Het lijkt wel een sprookje. Maar wanneer ik aan kerst denk, komt een gevoel van weemoed op.
Sinds ik me kan herinneren, vieren we eerste kerstdag altijd bij mijn oom en tante Lucia, de jongere zus van mijn moeder. Het is een traditie: de hele familie komt samen, iedereen aan een lange tafel voor een uitgebreid kerstdiner, het huis gevuld met warmte en gezelligheid.
Eerst waren mijn zus en ik de jongsten van het gezelschap, de ‘kindjes’. Wij knaagden alle schuimkransjes van de kerstboom en vonden de cadeautjes belangrijker dan het eten. Vanaf onze puberteit namen we onze verkeringen mee. Al snel werden er Tripp Trapp-stoelen bijgezet voor de kinderen van mijn oom en tante, daarna werden die gebruikt voor de kinderen van mijn zus en mij. De tafel werd nog langer vanwege de aanhang van onze volwassen kinderen en in de afgelopen jaren werden de Tripp Trappjes weer van zolder gehaald, want mijn oom en tante kregen kleinkinderen.
Het gezelschap breidde zich uit, nieuwe gezichten werden vertrouwd, anderen verdwenen. Nou ja ‘anderen’… meestal míj́n vriendjes. Zo ontstond de running gag: “Zal er dit jaar weer iemand naast Tatum zitten? En zo ja, haalt hij volgend jaar kerst?”
Met een glimlach denk ik terug aan onze kerstvieringen. Mijn oom, die uren in de keuken stond voor een perfect kerstdiner, terwijl de rest zich bij de kerstboom verzamelde voor het dobbelspel met doorgeefcadeautjes: spullen uit huis die je kwijt wilde. Elk jaar dook dezelfde cd van Lenny Kuhr weer op, die niemand wilde hebben. Na het eten werden de likeurglazen op tafel gezet en speelden we het onvermijdelijke ‘Wie ben ik?’, met een briefje op je voorhoofd.

Maar de speelsheid van onze kerstvieringen, de zorgeloosheid… het zal niet meer hetzelfde zijn. De lol van die simpele spelletjes, de lichtheid van toen, het voelt anders.
Mijn nichtje, het jongste kind van mijn oom en tante, pas dertig jaar, kreeg twee jaar geleden te horen dat ze een kwaadaardige hersentumor heeft. Alsof dat al niet ondenkbaar genoeg was, kwam kort daarna de volgende klap: mijn oom kreeg de diagnose MS en zit nu in een rolstoel. Daarbovenop volgde dit jaar nog een tragedie: de vrouw van mijn neef, moeder van twee kleine kinderen, kreeg spraak- en motoriekproblemen. Onderzoek wees uit dat ook zij een kwaadaardige hersentumor heeft.
Het is absurd, onbegrijpelijk, niet te bevatten. Hoe kan één gezin zoveel te verduren krijgen? Ik kan me niet voorstellen wat er elke minuut van de dag in het hoofd van mijn tante, oom, nichtjes en neefjes omgaat. Ze zijn uitgeput door stress en verscheurd door verdriet. Maar toch is mijn tante vastbesloten om onze kersttraditie niet los te laten. Juist nu. Juist nu alles anders is, wil ze er alles aan doen om samen te zijn. Ook omdat mijn moeder vorig jaar is overleden, wil ze vasthouden aan wat er nog wél is.
Ik voel me machteloos. Was er maar een wondermiddel dat alles weer goed zou maken. Zodat we ons alleen maar druk hoefden te maken over de kleine dingen. Zoals wie dit jaar weer naar huis gaat met de cd van Lenny Kuhr.
