Vorig weekend dacht ik ineens aan mijn oude therapeut. Ik stond in een verlaten kroeg met een honkbalknuppel glas in duizend scherven te slaan. Geen vandalisme, ik was op een plek waar ik legaal de boel kort en klein mocht meppen. Tegen betaling uiteraard.
De smashroom was een feest. Ik had al weken ongelooflijk zin om iets kapot te maken. Misschien omdat ik bijna bezwijk onder de huidige sandwichfase in het leven, of omdat ik van nature licht ontvlambaar ben. Het enige waar ik voor vreesde, was dat de woede gepaard zou gaan met een ongelooflijke huilbui. Gelukkig was vriendin Mies mee, die zelf qua ellende het nodige achter de rug heeft.
Het was therapeut Pauline die me leerde hoe ik de lichaamssignalen negeerde. Hoe, boven al het weggestopte verdriet, een ijsberg aan boosheid en frustratie was ontstaan. Een giftige muur waar ik me eerst doorheen moest worstelen voordat ik huilen kon. Ze leerde me het monster uit mijn jeugd te temmen zonder dat ik het met eten, drugs en sex af moest leiden.
Pauline had echter, qua diepe emoties, nauwelijks de helft van mijn intensiteit schatte ik in. Of ze was dermate kundig en professioneel dat ze die emoties onder werktijd niet toonde, dat kan ook.
“Hoe zit het met je boosheid? Ik heb je hier nog niet kwaad gezien”, zei ze op een dag. “Als ik boos word, grijp ik meteen naar eten. Dan wil ik vette voeding, een zware bodem.”
“Dan heb je dus iets stevigs nodig?”, vroeg ze, Ik knikte.
“Dat herken ik”, zei ze. “Ik eet dan een banaan of ik grijp naar een stroopwafel.” “Haha”, lachte ik. “Nou, dat dekt mijn lading niet. Denk bij mij eerder aan pannenkoeken met dikke ragout. Of patat oorlog en een rijkgevulde, pittige curry.”
Nu stond ik in een perfect nagebootste bruine kroeg in een overall, met lasbril op, in te beuken op tientallen lege flessen. Smells like Teen Spirit klonk uit de speakers, hoewel het vooral naar oud bier rook. Rage Against the Machine maakte pas écht de duivel los. Ik gilde de longen uit het lijf, Mies was zeer onder de indruk.
In a split second dacht ik aan Pauline die me adviseerde: “Ga eens schreeuwen. Doe het in je kussen als je boos bent of sla anders met een stok op je bed.” Dat leek me drie keer niks. Het voelde een beetje als een banaan of stroopwafel onder de woede-uitbarstingen, niet iets voor mij.
Jaren later als gefrustreerde jonge moeder van een temperamentvolle kleuter, probeerde ik het toch. Met lange stokken sloegen we beiden al schreeuwend op een paar kussens in. Ik kreeg er de slappe lach van, zij ook. Maar een hele kroeg slopen op je 47e, voelde wél heerlijk. Ik heb overigens geen traan gelaten, want onder de woeste ijsberg zat voornamelijk opluchting. De hele middag voelde als een natural high.
En nu wil ik een abonnement op een smash- of rage-room. Ik wil wekelijks iets kapot maken, stuksnijden, aan scherven gooien of tegen de muur smijten. Dat zoiets ongestraft mag en kan, (gewoon even eigen risicoformulier tekenen), is een louterende ervaring. Nul schuldgevoelens, gewoon beuken en LOSLATEN.
Alleen nog een plek vinden waar je de boel na die tijd in de fik mag steken.
