Toen ik 24 jaar oud en vers afgestudeerd aan de theaterschool, verkaste ik met een vriend voor 4 maanden naar Curaçao.
Het eiland waar ik deze column nu schrijf. Cirkels en rondkomen. We gingen theaterlessen geven aan een groep jongeren van het eiland. Een ultiem tussenjaar, voordat het grote film- en tv-werk in Nederland mocht beginnen.
In november vertrokken we, dus je kunt je voorstellen dat met de onbestemde winterdip in Nederland op de loer, het de ultieme aanzet tot sterk vervroegde zomerlust betekende. En dan niet een week of twee voor vakantie, maar wel vier maanden om te gaan ‘leven’. En hoe!
Een paar weken voor vertrek was het na zeven jaar uitgegaan met mijn jeugdliefde. Ik zat er behoorlijk diep doorheen, en mede daarom was de lange werktrip een gedroomde afleiding. Mijn reisgenoot P. kende ik vooraf al redelijk, maar door dit avontuur samen aan te gaan groeiden we bliksemsnel naar elkaar toe en smeedden een band voor het leven.

November 1996 landden wij op Hato en bij het opengaan van de vliegtuigdeur, toen nog zonder slurf (gewoon een trap af) sloeg de zalige klamme handdoek van tropische belofte ons vol in het gezicht. We wisten niet waarom, maar er was gelijk geen houden meer aan. Je bent onsterfelijk op zulke momenten. Dat realiseer je je drie decennia later pas, als dezelfde vriend op dit moment herstellende is van een zware hartoperatie.
Ons hart dachten we toen niet aan. Ja, we verloren het ieder zo’n dertig keer aan de meiden die ons de merengue en salsa leerden dansen en achter wie we opgewonden aanhobbelden met carnaval. En dat was – los van de lust – vooral ook goed voor het helen van ons eigen hart, dat in Amsterdam was achtergelaten bij de twee gestopte verkeringen.
Het is hier de muziek, de geuren, de laidback sfeer, de zee en de blootheid van zijn (je hebt eigenlijk nooit iets aan) waar ik absoluut een deel van mijn ziel aan verpand heb. Een pand dat ik precies weet te vinden op het moment dat ik hier weer land.
Nu dus voor de film Verliefd op Curaçao, die gaat over een singlereis naar het eiland. En hoewel ik daar nog niets over ga zeggen (hij komt 29 januari in de bioscoop, je moet ‘m zien, al is ’t alleen voor je winterdip) zijn de parallellen tussen het script en mijn eigen eerste ervaringen op het eiland opvallend sterk.

Natuurlijk zie we de echte toerist: tien dagen oliebakken op Jan Thiel of Mambo. Maar ook die zullen een enorme zomerlust ervaren. Samen een kokosnoot met rum leegslurpen, diep in de ogen van die andere goudbruine zonaanbidder uit Brabant loeren, om ’s nachts na de aloë vera verbrand-behandeling er bovenop te klimmen. Allemaal dikke prima, maar mijn lust hier is een andere.
Hij is zoals de rol van acteur Fedja Louman in deze film. Zijn rol is precies die ik toen niet speelde, maar was; ook 24 en in de ban van een Antilliaanse schone die me deed voelen dat er in de rest van het leven niets anders meer zou bestaan dan haar zoenen, dansen, zwemmen, vrijen en herhalen. En: hier blijven!
Een sterke connectie tussen dit eiland en zomerlust dus. Of überhaupt: een eiland. Ik schreef al eerder over puberlust op Terschelling. Wat dat betreft heeft de regisseur van de serie Verliefd op... het precies goed gekaderd: een eiland, waar dan ook, werkt de liefde en de lust in de hand. Het zal het onbereikbare, de belofte, het besloten, het inheemse, het exclusieve, maar ook de pijn om weer te moeten vertrekken zijn.
Het werkt dus als een malle, alleen heb ík het nu totaal andersom: ik mis mijn grote nieuwe liefde in Nederland zó erg, dat mijn zomerlust op dit moment vooral 9000 kilometer naar rechts ligt. In die zin ben ik gewoon ‘aan het werk’ hier en ik weet preciés wat ik moet spelen en schrijven, omdat ik het zo goed ken. Ik ben verliefd op Curaçao, maar nog verliefder op die op het vasteland.
