Eens per kwartaal hebben mijn dochters op school viering. Dat klinkt alsof er liedjes richting een nader te specificeren God gezongen gaan worden, maar niets is minder waar.
Elke klas studeert een act in die ze voor een aantal andere klassen en de ouders die vrij konden krijgen opvoeren.
Dat het niveau op zijn minst wisselend te noemen is, mag de pret niet drukken. De kinderen vinden het heerlijk en als ouders zit je met liefde alle andere optredens uit, want je ziet je eigen kroost ook op het toneel. Tussen de verschillende spektakelstukken door zijn er leerlingen die de boel aan elkaar praten. Die hebben dan op een briefje staan welke klas er als volgende komt en wat ze gaan doen. Tot zover is het allerschattigst.
Mijn probleem zit hem dan ook in het einde. Als alle groepen geweest zijn, is het meestal rond kwart over twaalf, terwijl de school uit gaat om half één. Maar we krijgen de kids nog niet mee naar huis. Nee, die moeten vol van adrenaline en enthousiasme weer terug hun klas in. Wij ouders worden richting het plein gedirigeerd om daar een kwartier te wachten.
Een heel lang kwartier, want ik heb de meeste van die ouders precies geen komma te melden, laat staat vijftien minuten lang. Omdat men elkaar een beetje glazig staat aan te kijken doet iedereen zijn stinkende, en goed bedoelde, best om de stiltes te vullen met beleefde gesprekjes.
Een geliefd onderwerp dat me altijd de eerste twee minuten door helpt is huizen. Het willen verhuizen, verhuisd zijn of de avonturen van een zoektocht naar een nieuw huis en dagelijks struinen op Funda op zoek naar groener gras, werkt top.
Maar wat doe je de rest van de tijd? Spartelen in geveinsde interesse. Zo weet ik inmiddels meer dan me lief is over de bevoorradingsketen. Ja, ik heb opgezocht wat de Nederlandse vertaling was van supply chain, van een bedrijf in industriële koelsystemen. Soms als ik ’s avonds de slaap niet kan vatten, denk ik aan dat gesprek en ben ik binnen een paar minuten vertrokken.
Maar het absolute dieptepunt was de vader die vertelde over vissen. Hij meldde me dat het vissen op karpers helemaal niet domweg in een half open tentje aan het water gaan zitten is, wachtend tot ze bijten. Nee, volgens hem een echte sport, waar planning en zelfs training bij komt kijken. Er bestaan heuse voerboten om het lokaas, of whatever – ik deed ook maar alsof ik echt luisterde – op de juiste plek te droppen.
Toen ik lachend opmerkte of dat soort speelgoed niet meer iets voor kinderen was, kreeg ik te horen dat dit speelgoed tweeduizend euro kostte. Om vissenvoer op de juiste plek van de sloot te dumpen.
Of ik niet een keer een nachtje mee wilde, want het was fantastisch, en dat moest ik een keer meemaken. Ik heb vriendelijk bedankt, vanwege een grote angst voor sterven aan verveling.
Een kleine blik op mijn horloge leerde me dat de tijd er bijna op zat. Toen ik hoopvol richting de deur van de school keek, zwaaide daar een vrolijk blond kind me enthousiast tegemoet. Eindelijk weer een goed gesprek.
