Twee weken van tevoren viel de uitnodiging op de mat: W. en L. gingen trouwen, in het oosten van het land. Kennelijk behoorden we niet tot de eerste schifting mensen die mochten komen, want nooit eerder ontving ik slechts 14 dagen van tevoren een rekwest tot mijn aanwezigheid.
Waarschijnlijk was er een afzegging geweest die opgevuld diende te worden.
Of ze waren ons simpelweg vergeten, en even dacht ik na wat ik erger vond. Allebei niet eigenlijk. De bruid kende ik vaag, slechts als vriendin van, en de bruidegom was in een ver verleden een collega. Waar ik het goed mee kon vinden, maar kennelijk was onze vriendschap niet bestand tegen de afstand van niet meer elke dag met elkaar werken.
Wat ook een kleine hint was dat we niet tot het kopje eregasten behoorden, was dat we enkel uitgenodigd werden voor het feest. Niet de ceremonie, ook niet de receptie daarna, nee; slechts het feest. Je mist dus het moment suprême én ziet het gelukkige koppel pas als ze al minstens aangeschoten zijn, na de eerder genoemde receptie.
Nee, wij mochten komen om een cadeautje te brengen, wat te drinken en vooral een avond met zijn tweeën te hebben. Bij nader inzien was het helemaal zo slecht nog niet. Ik ging op zoek naar een restaurant in de buurt om van tevoren een hapje te eten. We kwamen, in een aanpalend dorpje, uit bij een klein Italiaans restaurant met een eenvoudige kaart.
Een gedrongen man met een grijs monnikenkapsel en gitzwarte snor kwam met een joviale blik en dito zwaai van de armen bij ons aan tafel. Zijn Italiaanse tongval verraadde zijn roots, iets wat in veel gevallen garant staat voor een bovengemiddeld goede beheersing van die keuken. Zijn naam was Francesco, het was zijn ristorante en hij heette ons benvenuti alsof we bij hem thuis waren.
We bestelden wat antipasti en terwijl ik genoot van een bruschetta met heerlijke tomaat zag ik Francesco rommelen rond de bar. Hij was druk in de weer met snoeren en het inpluggen van stekkertjes. Niet lang daarna kondigde hij met zichtbare trots aan dat, voor het eerst in het meer dan vijftienjarig bestaan van zijn zaak, er vanavond livemuziek zou zijn. Niemand minder dan zijn nichtje zou voor ons komen zingen.
Alsof dat nog niet bijzonder genoeg was, wist hij ook nog te melden dat ze had meegedaan aan Holland’s Got Talent. “Met een beetje geluk, zitten we hier te luisteren naar de nieuwe grote ster van Nederland”, zei ik tegen mijn vrouw.
Dat bleek wat te voorbarig. Ze begon met Jolene van Dolly Parton, dat ging nog aardig. Daarna kwam Back to Black van Amy Winehouse, dat werd al moeilijker. Ik wil niet zeggen dat Amy zich omdraaide in haar graf, maar het was verre van goed. Bij Halo van Beyoncé braken bijna de ruiten alsmede mijn trommelvliezen. De enige die zichtbaar nog stond te genieten was Francesco.
Toen hij in haar pauze een ronde maakte langs de tafels vroeg ik hem wanneer ze had meegedaan aan de talentenjacht. Hij wist het niet, ze was nooit op tv gekomen. Nu wisten we waarom. Zodra we het hoofdgerecht op hadden vertrokken we richting het feest der liefde. Zonder schroom zongen we allebei zo hard als we konden mee.
