Het is de Week tegen Kindermishandeling. En daar valt ook huiselijk geweld onder. Als kind zoek je de schuld vaak bij jezelf, weet LINDA.nl-redacteur Roos* uit eigen ervaring. En die pijn gaat gewoon door, ook in de puberteit.
Het wordt tijd dat mensen begrijpen wat geweld doet. Niet alleen met een kind, maar ook later. In de puberteit bijvoorbeeld. En daarom blikt ze terug op die roerige tijd.
Hij wil nog een keertje met mij praten, zegt hij. Over vroeger, toen het bij ons thuis niet zo gezellig was. Maar na de scheiding is alles veranderd, volgens hem. Hij heeft zijn excuses aangeboden en wordt niet meer boos. Ik hoef niet alleen bij mama te wonen, maar kan ook weer bij hem komen.
Praten dus. Ik geloof hem. Ik wil wel honderd, nee tweehonderd keer afspreken, als ik dan een echte vader krijg. Eentje die je ophaalt van feestjes, en je af en toe een aai over je bol geeft.
Maar wanneer papa mij ophaalt, gaan we niet naar een cafeetje, zoals ik hem gevraagd had. De auto rijdt doelbewust door, naar een afgelegen plekje langs het water. Het is er donker, en zelfs in de auto voelt het koud. Wat gaan we doen?
De auto stopt, en mijn deur wordt hardhandig opengetrokken. “Uitstappen”, klinkt het. Verbluft doe ik wat hij zegt. Daar is hij weer, de papa die ik ken. De papa die niet verandert. Waarbij ‘sorry’ niks betekent. Hij sleurt mij mee aan mijn bovenarm en ik voel mij verraden. Ik ben erin getrapt, voor de zoveelste keer.
Papa, mijn papa. Van wie ik het speeksel in mijn gezicht voel spetteren, terwijl hij schreeuwt of ik wel weet wat ik hem allemaal heb aangedaan. Hoe ik zijn leven heb verpest. Zijn hand aait niet over mijn bol, maar omsluit mijn nek. Wat hij zegt, hoor ik al niet meer. Ik wil weg, maar kan mij niet bewegen.
Wanneer we teruglopen naar de auto – mijn arm nog steeds in zijn greep – loopt er een vrouw met haar hondje langs. Ze begint zich met ons te bemoeien, en ik ben haar eeuwig dankbaar. Want terwijl zij beginnen te discussiëren – ‘Het is mijn dochter, ik mag doen wat ik wil’ – begin ik te rennen. Zo hard als ik kan.
En op dat moment weet ik dat mijn voeten de weg terug, terug naar mijn papa, nooit meer gaan vinden. Er is iets gebroken, al een langere tijd. Maar de scherven zijn nu kleiner, zo klein als splinters. En iedereen weet dat je splinters niet meer kunt lijmen.
Ik wil naar feestjes. Winkelen met mijn vriendinnen, lachen om een domme grap. Maar het voelt alsof mijn vader, die eigenlijk nooit mijn vader was, is overleden. En ik moet rouwen om datgene wat ik nog nooit heb gehad.
De naam in dit artikel is om privacyredenen gefingeerd.
