Niet veel ouder dan twaalf moet ik geweest zijn toen mijn leraar (dezelfde als die me naar de mavo probeerde te sturen terwijl ik het vwo wilde – en deed) op de lagere school opeens van leer trok tegen ‘Arabieren’. Hoe gewelddadig ze waren en hoe ze bereid waren te sterven voor hun zaak.
Ik fluisterde onhoorbaar en met rode wangen van schaamte dat dat niet waar was.
Dat idee, dat Arabieren anders zijn, andere maatstaven hebben, tekent je. In reportages worden mensen die op je lijken als gevaar afgebeeld. In interviews en discussies word je eerst bevraagd of je geweld afwijst, alsof dat niet het meest instinctieve en vanzelfsprekende is om te doen. Het zijn vragen die witte, westerse mensen niet krijgen, omdat aan hun menselijkheid en empathie niet wordt getwijfeld. Aan de jouwe wel.
De manier waarop er over Arabieren – een zeer diverse gemeenschap van Marokko tot Saoedi-Arabië, met verschillende culturen en volkeren – wordt gepraat, is ontluisterend. In de media werden ze geregeld afgebeeld als onbetrouwbaar en barbaars, een gevaar voor vrouwen en het beschaafde Europa.
En nog steeds. Ondanks de dagelijkse beelden van dood en verderf in Gaza zei de Amerikaanse president Biden dat hij niet wist of de Palestijnen de waarheid spraken over het aantal slachtoffers. Want dat is wat die slinkse Arabieren doen: liegen. Je ziet de talloze lijken, slachtoffers en de totale wanhoop – en blijft onaangedaan. Erger nog: je zaait twijfel over of het allemaal wel echt is. Er zijn zelfs types die Palestijnse slachtoffers, in hun naakte kwetsbaarheid, bespotten.
Het bevestigt een breed gedeeld gevoel dat Arabische en dus ook Palestijnse levens minder waard zijn. Dat maakt dit conflict ook zo emotioneel. Je ziet leed en vervolgens zie je dat leed genegeerd worden door de politiek. Je weet en put hoop uit het feit dat er zoiets is als mensenrechten, maar ziet dan dat die niet van toepassing blijken op Palestijnen. Alsof hun verspilde bloed niets betekent. Hun verwoeste dromen niet meetellen.
De Palestijnse strijd is symbool geworden voor het onrecht op de wereld. Voor elk volk dat niet gezien en gehoord wordt. De leuzen die klinken, de woede die leeft: het is een roep om gezien te worden als gelijke, als mens. Een smeekbede het onrecht te zien voor wat het is.
Met Palestijnen deel ik een taal en cultuur. Hoe verschillend we ook zijn, we herkennen en verstaan elkaar. Maar dat is op zich allemaal bijzaak. Je hoeft niks te delen om elkaars menselijkheid te erkennen.
En dat is wat ik nu zie en steeds massaler: te midden van alle machteloosheid is er een sprankje hoop. Daar waar onze politiek leiders op elk moreel en menselijk vlak falen door het geweld niet af te keuren en niet op te roepen tot een staakt-het-vuren gaan mensen overal ter wereld de straat op voor vrede, tegen het bloedstollende geweld. Dat was tien jaar geleden wel anders.
Sociale media vullen zich met posts en filmpjes met kritiek op het Israëlische geweld. Veel mensen zien met eigen ogen de verwoesting en het menselijke verdriet en beseffen dat dit niet oké is. Nooit oké is.
Ze zien de Palestijnen en worden geraakt. Ze zien hun menselijkheid en daarmee die van ieder ander.
