We waren een weekendje in Parijs, om de verjaardag te vieren van Lilya, de Russische vriendin van zoon Pjotr. Bedrukt wachtte ze hele dag op een felicitatie van haar ouders uit Moskou. Die kwam niet; ze zien haar als landverraadster omdat ze fel tegen de oorlog is. Van de weeromstuit deden we allemaal zo vrolijk en aardig mogelijk.
Terwijl ik dit schrijf, zijn er vredesonderhandelingen en klaart mijn humeur weer een beetje op.
Misschien kunnen we voor de zomer nog terug en naar de witte nachten in Sint Petersburg. Maar dan bedenk ik me dat ik niet eens terug wil, of het moet zijn om mijn spullen te halen.
Hoopte ik eerst nog dat deze oorlog toch vooral Putin’s oorlog is, en niet die van gewone Russen, nu zie ik op sociale media te veel mensen die melden: ‘we zijn trots op ons land’ of ‘we staan achter onze jongens’.
Twitter, Facebook en Instagram zijn dan wel verboden in Rusland, maar veel Moskovieten kopen een VPN, een app waarmee ze via een ander land kunnen inloggen en zo alles kunnen zien.
Dus de mensen die nog wel op social media zitten via die VPN kunnen ook al het nieuws uit het buitenland volgen als ze willen en zien hoe Rusland meedogenloos hele steden in Oekraïne platgooit.
En wat posten ze? Foto’s van poezen, fitnessvideo’s, verjaardagsfeestjes, recepten voor taarten, sneeuwklokjes met daaronder: ‘hoera het is lente’.
Het is de onbenulligheid die me ergert. Het leven in Moskou lijkt door te gaan alsof er niets aan de hand is. Je ziet links met tips over hoe je op ‘RuTube’ (de nieuwe Russische YouTube) volgers kan krijgen of ‘Hier kan je deze zomer in eigen land op vakantie’ (nu Europa niet meer mogelijk is). En yogavriendinnen die quasi filosofisch posten: ‘Volg het nieuws niet, vrede zit in je zelf.’
Er zijn natuurlijk veel Russen die echt niet kunnen weten wat er aan de hand is, die alleen zien en horen dat het goede moedertje Rusland de wereld van het kwaad probeert te redden.
Maar ook veel mensen kúnnen het wel weten, maar willen het niet weten, zoals Lilya’s ouders. Die gaan uit van: ‘waar er twee vechten, hebben er twee schuld.’
Naar een land waar zoveel mensen Putin steunen, ook mensen die ik ken, wil ik niet terug.
Mijn hart breekt als ik spreek met mijn lieve vriendinnen die precies begrijpen wat voor een onheil Rusland veroorzaakt en wacht. Lena, ooit mijn mede-hoofdredacteur van Cosmopolitan, vindt dat het nu al erger is dan ten tijde van Stalin. Op de datsja praat ze nog maar met één buurman, de rest vertrouwt ze niet. En ondertussen heeft ze dringend medicijnen nodig voor haar enige zoon Anton, mijn petekind, die autistisch en epileptisch is. Zijn speciale medicijnen zijn door de westerse boycot niet meer te koop.
De dagelijkse telefoontjes van vriendin Lioeda durf ik nauwelijks nog op te nemen. “Ik wil weg uit dit land waar de mensen de sluiting van Ikea erger vinden dan de sluiting van de vrije pers”, “Weg uit Rusland, maar waar kan ik naartoe?”
Ik weet het niet.
