‘Ooh, ben je vegan?’, antwoordt mijn Tinderchat.
‘Ja’, bevestig ik ten overvloede, immers, ik zeg het net. Ik gooi het altijd maar vroeg in het gesprek, want het antwoord is een uitstekende testcase. Komt de vraag of ik als vegan wel of niet een bj geef, dan kan ik direct stoppen met het gesprek.
Dan is er het volgende rijtje vragen c.q. opmerkingen die een potentiële lover direct naar de uitgang verwijst:
“Eet je alleen gras?”, “Een spruitje heeft ook gevoel”, “Dat zou je ook niet zeggen zoals je eruitziet”, “Eet je wel vis?”, “Die koeien zijn toch al dood.” De klassieker die werkelijk iedere veganist kent is: “Als je onbewoond eiland zou zitten, met alleen een varken. Zou je die dan ook niet opeten?”
Ik geef er geen antwoord meer op.
Deze Tinderman heeft echter niets van dit al. Integendeel. Hij gaat mij juist op belerende toon vertellen dat ik de sla niet goed moet wassen. De minuscule insectjes of organismen die achterblijven en ik dus binnenkrijg, zorgen voor goede vitamineopnamen. Heel belangrijk voor een vegan. Ik had daar nog nooit van gehoord, maar hij wist dat van zijn vriend die biochemicus was. Dus fijn dat hij me wat kan leren, vindt hij zelf. Hij schiet direct in mijn allergie. Toch komt de gezelligheid er weer even in, totdat hij vraagt in wat voor auto ik rijd. Een pastelkleurige Fiat500. Ja, fijn voor in de stad. Hij beaamt dat het heerlijke autootjes zijn, maar beter had ik een Mini Cooper genomen. En vervolgens somt hij op waarom ik daarmee een betere keus had gemaakt.
Happend naar adem sluit ik de chat. Ik wil hem slaan. “O, typisch gevalletje van mansplaining”, zegt mijn vriendin. “Mansplaining?” Ik ben stomverbaasd. Het blijkt dat ik enorm achter loop. Dit begrip bestaat al járen. Een irritant fenomeen waarvan ik niet wist dat er een naam voor was. Ik noem dit soort mannen gewoon beterweters. Ze weten altijd wel iets beter. Horen ze mijn beroep, komen ze los met een onderwerp waarover ik absoluut zou moeten schrijven. Jaahaa, dat wordt een topartikel. Hiermee ga ik scoren en nee, ik hoef niet te bedanken. Ze worden niet gehinderd door het feit dat ik al dertig jaar in de journalistiek zit.
De Amerikaanse historica en auteur Rebecca Solnit is de uitvinder van het woord mansplaining dat een samenstelling is tussen man en explaining. In haar inmiddels wereldberoemde essay Men explain Things To Me – dat mij dus is ontgaan – legt ze uit dat mannen vinden dat ze verstand van zaken hebben en een vrouw a priori niet of minder. Prachtig voorbeeld: een man die weet dat een vrouw het eigenlijk leuk vindt wanneer ze op straat wordt nageroepen en -gefloten. En hij kan het weten, hij is immers geen vrouw. Overigens is dit niet alleen mansplaining maar ook nog misogyn.
Zonder dat ik wist dat het mansplaining heette, ergerde ik me al groen en geel aan het programma Hoe bevalt Nederland. Vrouwen werden gevolgd tijdens hun zwangerschap, met de bevalling als apotheose. De man er natuurlijk hijgend en puffend bij. Sommigen met goedbedoelde aanmoedigingen, maar ook de beterweter die zijn vrouw in barensnood gebiedenderwijs instructies gaf: “Kom op, even doorzetten. Nog niet persen! Goed luisteren!” Hij wist immers bij hoeveel ontsluiting er geperst mocht worden en zo ver was het nog niet. In gedachten moedigde ik die vrouw aan: “Knijp tijdens een wee snoeihard in zijn ballen, draai ze om en fluister tussen het persen door: ‘Kom op, even doorzetten’.”
We hebben hier zelf natuurlijk ook een bijdrage aan geleverd. Gaat een man met veel aplomb iets uitleggen, knikken we vaak instemmend of: “Goh, dat jij dat weet.” Alleen maar om van het gezeik af te zijn. Daarbij zijn de meeste mannen niet gediend van enige tegen- of inspraak als ze eenmaal uitleggen hoe de wereld in elkaar steekt.
Ik weet nog dat toen ik zwanger was, mijn BF meeging naar de gynaecoloog. De verloskundige had me overgedragen aan het ziekenhuis vanwege mijn smalle bekken en een groot kind. Normaal bevallen zou moeilijk worden. De gynaecoloog waarschuwde dat het weleens een ordeal zou kunnen worden en het naar alle waarschijnlijkheid zou eindigen in een keizersnee. Hij gebruikte zelfs het woord ‘lijdensweg’. Waarop mijn vriendin vroeg: “Waarom dan niet direct een keizersnee?” Hij keek haar ietwat verstoord aan. “Ja”, vervolgde ze, “En mijn vriendin die ‘lijdensweg’ waar u het over hebt besparen?”
Met een vorsende blik over zijn brilletje antwoordde hij: “Mevrouw zit ook in het vak?” En daarmee was de kous af. Womansplaining was er niet bij. Ook al kwam zijn voorspelling uit en werd het na een lijdensweg van drie dagen een keizersnee.
De mansplaining Tinderchat heeft de moed echter nog niet opgegeven en wil facetimen. Ik stem toe. Wie weet valt hij op bewegend beeld mee. En inderdaad, we babbelen even terwijl de kat er gezellig bij op schoot springt. “Ze heeft honger”, lach ik verontschuldigend. “Bij mij kregen de katten niet zo veel”, preekt hij aan de andere kant van de camera. “Het zijn geen aasdieren. Een van mijn exen was dierenarts, die was daar heel duidelijk over.”
Ik ben het zat. Met onderkoelde woede vertel ik hem rustig dat ik niet op ongevraagd advies zit te wachten. Dat hij hooguit zijn mening mag geven, als die tenminste beter is dan de mijne.
We hangen op en een uur later krijg ik een app. “Ik vind jouw lach en vrolijke ogen onweerstaanbaar. Magnetisch”, begint hij. Ik klaar wat op. Oké. Dan volgt echter: “Maar ik zie van verder contact af. Wat ben jij een haaibaai zeg.”
I rest my case.
