‘Jaja’, antwoordt de man van mijn vriendin op haar verhaal dat consequent eindigt op: ‘Hè Ab?’
‘Oh dat was zo’n leuk restaurant, hè Ab?’
‘Jaja.’
‘Alleen die bediening. Geen woord Nederlands! Nou, als je in Nederland werkt, moet je toch wel behoorlijk Nederlands spreken. Vind ik tenminste, hè Ab?’
‘Jaja.’
‘Ik blijf ook consequent Nederlands spreken. Hè Ab?’
‘Jaja… haha.’
Dat lachje is voor meerdere uitleg vatbaar, maar ineens zie ik het: hij mag haar niet. Hij is met haar getrouwd, ze is de moeder van zijn kinderen, hij houdt van haar, maar hij mag haar niet.
Hij trouwde met een leuke babbelkont, maar hij zou willen dat ze eindelijk haar mond eens hield. Het kakelt maar door. Wat hij eerst zag als pittig, is nu pinnig. Hij vindt haar een zeikwijf en irritant en eerlijk gezegd geef ik hem geen ongelijk. Je zal er maar mee leven. Een kort pittig kapsel, kordate pas, zuinig en vooral eerlijk. In de zin van overal maar iets van vinden en dat ook melden. ‘Ben je afgevallen? Maakt wel oud!’ ‘Was je naar Turkije? Oh vreselijk! Dat je dat leuk vindt. Nee geef mij maar de vijfsterrencamping aan het Gardameer.’
Ik laat het maar. Wat moet je erop terugzeggen?
Laatst had ik een kleine, niet vooropgezette revange. Ze vroeg me mee te gaan naar het strand en ik streek mijn hand over mijn hart. Eigenlijk voor Ab. Ik weet dat hij dat gezellig vindt.
Ze had een veel te grote bikini aan. ‘Jeetje, wat heb jij een grote broek aan’, zei ik zonder verdere bijbedoeling. ‘Ja dat vind ik mooier op mijn leeftijd’, antwoordde ze terwijl ze met een vorsende blik naar mijn überhippe monokini keek.
‘Maar je hebt er een luierkont in’, flapte ik eruit.
‘Nou en?’ antwoordde ze beledigd en liep zonder nog iets te zeggen met luierkont en al de zee in om af te koelen. Haar man verstopte zijn lach in een kuchje.
Het kan zomaar. Dat je lang genoeg samen onder één dak woont, alle eigenschappen ziet, dus ook die je echt onaangenaam vindt, om het maar eens eufemistisch uit te drukken. Zo onaangenaam dat als je er niet mee was getrouwd, je er niets eens bevriend mee zou willen zijn. Niet gezellig, niet lief, ook niet echt interessant, gewoon een onplezierig mens. En toch houd je er nog steeds genoeg van dat je hem of haar geen verdriet wil doen. De hartstocht is uitgeblust, maar de liefde is ingesleten.
Ik denk dat dit voor een heleboel relatiehouders geldt. Het leuke zie je niet meer en dan valt er ook niets meer te vergoelijken. Maar voordat je door hebt dat je je partner daadwerkelijk niet mag, voordat je echt eerlijk kan en durft zijn tegen jezelf, moet er heel wat gebeuren. Immers, wie wil er toegeven getrouwd zijn met iemand die je eigenlijk niet mag?
Ik had ooit een relatie met een enorme lolbroek. Iedereen vond hem enig. Vooral mijn familie. Wanneer hij op een verjaardag binnenkwam, begroette hij mijn moeder en alle ouwe tantes met: ‘Hallo, lekkerding!’ Plus een dikke zoen op de blozende vrouwenwangen. ‘Nou, nou’, giechelden ze van opwinding, omdat ze al jaren niet meer met iets lekkers vergeleken waren. De mannen ook blij, want hun vrouw in de giegelerites was allang geen dagelijkse kost meer. Mijn ex was een graag geziene vent.
Op de tennisclub was hij ook de lolbroek. Een feest was geen feest als hij niet was geweest. Jaja, mijn ex was me er eentje. Vooral na een paar biertjes. Dan snelde hij achter de bar, zette Duitse schlagers op en marcheerde door de kantine. Iedereen in een deuk. Behalve ik. ‘Wat heb jij toch een gezellige man, Soof’, hoorde ik altijd. Ik vond het allemaal platvloers, maar bedekte het met de mantel der liefde. Na twee jaar vond ik er geen reet meer aan. De uitwerking van drank was altijd hetzelfde en ik zag dat alle grappen en clownerij zijn gebrek aan intelligentie maskeerden. Hij had ook geen eigen mening, die leende hij van zijn vader die was blijven hangen in een tijd dat de koeien nog Geurt heetten.
Ik sukkelde door, tot ik tot de aha-erlebnis kreeg. Ik had deze man nooit in mijn vriendenkring toegelaten als ik niet verliefd was geworden. Ik vond hem zonder de franje en froufrou van verliefdheid eigenlijk afstotend. Zo erg dat ik zelfs niet meer begreep waarom anderen hem mochten. Dat ben je ver heen en moet je snel wegwezen.
Ik heb met mijn meeste exen een goeie band. Maar met hem? Neen, als ik hem nooit meer zie is dat nog te veel.
Ab gaat niet weg. Ab blijft. Op het strand en in zijn huwelijk. Ik heb het idee dat hij ook niet echt weg wil. Hij is pas op latere leeftijd met mijn vriendin getrouwd. Niemand had hem meegenomen en hij had de hoop opgegeven dat dat ooit nog zou gebeuren. Tot mijn vriendin hem zag en hem wel wilde houden. Zij had al drie echtgenoten versleten en wilde best voor een vierde ronde gaan. Hun huwelijk is naar haar volle tevredenheid. Ze heeft geen idee dat Ab haar niet mag. Dat hij het met lichtelijke weerzin ondergaat wanneer ze op het strand de zonnebrandcrème met twee handen ferm op zijn rug kletst en driftig uitwrijft. ‘Zo anders verbrand je maar, hè Ab?’
‘Jaja’, antwoordt Ab.
Ik heb medelijden met Ab.
