Omdat ik zo’n beetje heel 2020 achtereenvolgens doorbracht in lockdown, hoogzwanger op de bank met mijn gezwollen voeten in een badje water, pas bevallen van een tweeling en vervolgens weer in lockdown, was ik dat jaar geen moment verkouden.
Dankzij de mondkapjes en het verplichte afstand houden bleven niet alleen corona, maar ook allerlei andere virussen op veilige afstand. Toch een onverwacht voordeel van zo’n pandemie.
Maar in januari 2021 liep mijn zwangerschapsverlof af. En hoewel ik ook daarna thuis bleef werken, gingen mijn baby’s vanaf dat moment drie dagen per week naar het kinderdagverblijf. Het goede nieuws: ze vonden het daar allebei eigenlijk vanaf het eerste moment geweldig.
Niks huilen als we ze ’s ochtends brachten. In plaats daarvan zaten ze kraaiend van plezier in hun Maxi-Cosi’s zodra we binnenkwamen. En keken geen moment meer naar ons om. Het slechte nieuws: zo’n kinderdagverblijf bleek een epicentrum van bacillen en virussen.
Logisch ook wel natuurlijk, zo’n verse baby heeft nog nergens weerstand tegen opgebouwd en is dus vatbaar voor ongeveer alles. Bovendien zijn kleine kinderen nogal onhygiënische wezens die het liefst de hele dag over elkaar heen kruipen. Hun snottebellen aan elkaar afvegen en zonder hun handjes voor hun mond te doen over anderen heen hoesten en niezen. En dan hebben wij er ook nog twee, die elkaar weer met van alles aansteken.
Zo zijn we de afgelopen maanden in een oneindige stroom van kleine en grotere verkoudheden, buikgriepjes en andere ziektes beland. Dat is vooral zielig voor de baby’s, want die snappen er helemaal niks van. Maar het is ook nogal een uitdaging om al die ziekbedden te combineren met een baan. Zeker nu de regels op de opvang vanwege corona nog strenger zijn geworden dan normaal.
Er gaat bijna geen week voorbij waarin we niet minstens een keertje een telefoontje krijgen of we een kind toch maar weer kunnen komen ophalen. Omdat het verhoging blijkt te hebben, net iets te vaak heeft gehoest of een mysterieuze uitslag heeft ontwikkeld.
Het voorlopig dieptepunt was afgelopen maand, toen eerst onze zoon buikgriep kreeg. Met drie dagen van ontplofte luiers en algehele lamlendigheid tot gevolg. Toen hij weer was opgeknapt, bleek zijn zusje hetzelfde onder de leden te hebben. En die plakte er vervolgens nog maar een tweede buikgriep-variant achteraan – dit keer niet alleen met flinke diarree, maar ook met veelvuldig overgeven.
Over haarzelf heen, haar beddengoed, haar ouders, zelfs de hond liep op een gegeven moment ineens rond met babykots in zijn pony. En nadat ze op een avond vanaf bovenaan de open trap naar beneden spuugde, zat er zelfs braaksel op de ramen.
Na twee weken thuis ziek zijn, kon ze op maandagochtend eindelijk weer met haar broer mee naar de crèche. Daar waren we allemaal erg enthousiast over, zijzelf niet in het minst. Aan het begin van de middag werden we gebeld door één van de medewerkers. Onze zoon bleek ineens onder de rode vlekjes te zitten. Ze vermoedden dat het waterpokken waren, want dat heerste nogal.
We zetten de kinderkwalen-marathon dus nog gewoon even door. Uiteindelijk zullen ze er vast een geweldige weerstand aan overhouden en dat is ook wat waard.
Maar ik zou het wel zo eerlijk vinden als KDV’s niet meer alleen van die schattige namen hadden als: ‘De dansende beertjes’, ‘Het kinderrijk’ of ‘De lieveheersbeestjes’. Maar eens wat vaker kozen voor meer realistische benamingen als ‘De Virusfabriek’, ‘Bacillen Inc’ of ‘Je krijgt er zoveel snot voor terug.’
