In de trappenhal vond ik een klein getypt briefje: “Vanavond vier ik een feestje ter gelegenheid van mijn verjaardag. We proberen de overlast tot een minimum te beperken.”
Voor de woning op de begane grond en eerste verdieping lag er precies zo’n briefje op de trap. Getypt, copy paste, uitgeknipt tot een keurig strookje. Vermoedelijk gingen er zo’n zes strookjes uit één A4’tje. Tja, als je een feest aan het plannen bent, kun je maar beter efficiënt zijn.
Uit psychologisch onderzoek blijkt dat mensen minder geneigd zijn tot klagen als ze de illusie hebben invloed te hebben op de situatie. Slim, zo’n briefje. Het was nog effectiever geweest als eraan was toegevoegd: “Bij overlast, schroom niet aan de bel te trekken.” Sommigen doen er nog een uitnodiging bij: “Wees welkom.” Mensen blijken zelden bij hun vreemde buren aan te schuiven, maar het helpt allemaal wel om het tolerantieniveau op te krikken. Ik probeerde me mijn laatste huisfeest voor de geest te halen, dat kon ik me niet eens meer herinneren. Ik draaide het strookje om. Geen uitnodiging.
Voor de deur van mijn onderbuur stonden drie gehuurde statafels. Zo, zo, op een appartement van veertig vierkante meter vond ik dat behoorlijk ambitieus. De volgende dag zou mijn wekker om zes uur afgaan, zuchtte ik. Weekenden zijn voor mij werkdagen, dan speel ik, schrijf ik, leer ik teksten, moeten er deadlines gehaald worden.
Toen ik tegen achten een pizza in de oven deed, was het muisstil. Alleen het geluid van takken tegen de ramen en windstoten. Misschien komt er wel niemand opdagen vanwege de storm. Gestrande vrienden wegens de stilgelegde NS. Weggewaaide auto’s. Misschien vrienden die zich massaal per sms afmelden, omdat ze geen zin hebben door de regen te fietsen. Wishful thinking, het zou niet de eerste keer zijn dat het tot gewenste uitkomsten zou leiden.
Nog geen half uur later ging de bel. Er werd uit volle borst gezongen voor de jarige job. De muziek ging aan. De balkondeuren gingen open en dicht om bier te pakken. Een meisje lachte zo vreselijk aanstekelijk, dat zelfs ik ervan in de lach schoot. Wat een leuke vrienden heeft hij. Er was reuring in mijn pand. Na twee jaar van stilte waren er dansende, lachende, feestende mensen op een paar meter van me verwijderd. In het begin nog aarzelend voorzichtig, maar tegen drieën was het losgebarsten.
De opluchting was hoorbaar, het samenzijn om het leven te vieren. Vieren dat mijn onderbuur een jaartje ouder was geworden, dat we inmiddels allemaal ouder zijn geworden. Veel verjaardagen waren de afgelopen twee jaar maar even overgeslagen. Het komt wel, was de gedachte. Nee, dat is het hele punt. Wat voorbij is, is voorbij, die momenten komen nooit meer terug.
Ik zette mijn raam op een kier en liet de nachtelijke stemmen mijn slaapkamer binnen. De overlast was heerlijk, de overlast van wat er allemaal te vieren valt in het leven.
Nhung Dam: 'De stad die ooit mijn stad was, was mijn stad niet meer'