Voor mijn werk ging ik op reis. Samen met een paar journalisten en influencers staken we de oceaan over. Omdat de vliegreis zeker tien uur duurt – we gaan richting de Antillen – wilde ik zorgen dat ik goede beenruimte had. Want als sardientjes in een blik zitten, daar heeft niemand veel zin in.
Ik ben maar 1.57 meter en blijkbaar geeft mij dat geen enkel recht op een stoel met extra beenruimte volgens de man, type ruwe bolster blanke pit, die een stukje verderop zit.
Hij is lang, maar komt niet in de buurt van de jongen met wie ik reis, die me net heeft verteld dat hij 2 meter 2 is. “Zo, en waarom heeft zo’n klein vrouwtje extra beenruimte, lijkt me niet nodig?!” “Nou meneer”, zei ik, en ik zag mijn reisgenoot zich schrap zetten. “U had hier ook prima kunnen zitten. Kwestie van op tijd een stoel reserveren en bijbetalen.”
“Ja”, zei hij boos, flink op z’n pik getrapt. “Ik zal daar zeker wel gek wezen als ik honderd euro bij ga leggen voor nog geen tien centimeter extra.”
Zit dan niet tegen mij te zeuren, dacht ik. Maar dat zei ik niet, want zowel de man als zijn echtgenote waren het type zéér gestreste vakantiegangers. Mensen die twintig keer tijdens het boarden hun tas checken of ze alles hebben of een huwelijk bijna laten stranden omdat de een de ander naar een verkeerde gate laat lopen. Omdat de trip werk-gerelateerd is, vind ik dat ik professioneler dan normaal moet reageren. Dus ik houd het bij een geestig bedoelde: “In sommige gevallen telt elke centimeter.” De onbekende vrouw naast mij kan er in ieder geval hard om lachen.
Als ik het vliegtuig pak, heb ik last van schaamte. Niet voor het duurzaamheidseffect, want ik zie verder nul alternatieven om in het Caribisch gebied te komen, behalve thuisblijven. De trein is geen optie en met de boot doe je er weken over. Nee, ik schaam me als de meid van security me fouilleert en mijn schaamlippen aanraakt, want ‘daar ging een piepje af’.
Ik vind het gênant als passagiers in het vliegtuig zes keer per uur opstaan, waardoor de rest dat ook moet. Als de man voor je meteen de crew belt omdat hij zelf niet heeft gelezen hoe het entertainmentscherm werkt. Als de passagier achter je opstaat en zich keihard aan jouw hoofdstel (en nekhaar) optrekt. En de vrouw voor je ineens de rugleuning naar achteren gooit als jij voorovergebogen een sudoku aan het oplossen bent. Als iedereen vijfhonderd scheten per uur laat, (ik weet dat de luchtdruk vervelend is) waardoor het beperkte luchtruim tegen de tijd dat de daling wordt ingezet volledig vergast is. Kortom: ik schaam me voor ons als reizende soortgenoot, de asociale persoon.
Eenmaal op de bestemming voel ik gêne als we naar de bagageband lopen en de meerderheid pal voor de band plaatsneemt, al is er nog geen enkele koffer in zicht. En als die dan wél verschijnt, er geen plaats wordt gemaakt als je jouw exemplaar van de band wil halen. Ik schaam me voor mannen die hun vrouw alles laten tillen en zelf met lege handen weglopen.
Maar eenmaal buiten de luchthaven, als je medio november voelt dat het een dikke graad of dertig is en je de typisch Antilliaanse klanken hoort, is dat gevoel volledig weg. De schaamte is verdwenen, al vrees ik dat het terugkeert zodra ik huiswaarts ga.
