Het heeft even geduurd en dat is een eufemisme. Ruim anderhalf jaar geleden concludeerde ik dat er iets loos was. Goed, de toenemende gezichtsbeharing, een korter lontje (superhandig met twee pubers in huis) en verergerde migraine waren duidelijke hints. De menopauze deed z’n intrede.
De huisarts vond het tijd voor een bètablokker omdat de lorazepammetjes tegen de migraine weinig zoden aan de dijk zetten. Een hoofdpijndossier, lees dagboek, wees uit dat ik waarschijnlijk leed aan hormonale migraine, en dat de hele santenkraam in de fik stond dankzij de schommeling in lichaamsstoffen. Hoe dan ook: ik was goed de sjaak.
Ik verdiepte me in ervaringsverhalen van mede-migrainers en andere meno-pauzerenden. Omdat ik nooit medicijnen of een paracetamol neem, reageerde ik sterk op metropolol, de bètablokker. De maandelijkse hoofdpijnaanval bleef uit, maar in plaats daarvan kon ik de dagelijkse slaap nauwelijks meer vatten. Als ik er om half elf in lag, zag ik het op z’n minst 1 uur worden. Onhandig voor een fulltime werkende single moeder, die doorgaans in een diepe coma valt zodra ze het hoofdkussen aanraakt.
Maar dat waren slechts fysieke tegenslagen, die redelijk te verdragen zijn. Het meeste last had ik van het vervlakken van mijn persoonlijkheid, van de vage waas en de totale onverschilligheid die over me daalde. Vorig jaar rond deze tijd, in de donkere dagen voor kerst, had ik zeer sombere gedachten. In de auto dacht ik regelmatig: ik kan de bocht ook gewoon niet nemen… Niet dat ik in zoveel ellende zat, maar het mentale gestel bleek een harde flat line. Mijn karakter leek tot het minimale teruggebracht. De vrouw die standaard een 9 scoort voor levenslust, zat op een matige 4. Was ik depri? Nee. Was ik gelukkig? Ook niet.
Ik voelde niks, behalve toegenomen mensenhaat. “Jeetje”, zei mijn reisgenoot afgelopen herfst op de luchthaven. “Wat verander jij in een mopperende kabouter zeg, als je in de rij staat.” We stonden voetje aan voetje met honderden anderen, terwijl een zeer nerveuze vrouw achter mij domme dingen schreeuwde. Dat was niet het ergste. Ze stond zo strak tegen me aan dat haar borsten telkens mijn rugzak raakten als ze bewoog. Daar waar ik me normaal gesproken rustig had omgedraaid en in alle kalmte, doch resoluut, had gevraagd of zij een stap naar achteren kon doen, was ik nu in staat meteen een knal uit te delen. Dat is niet normaal, besloot ik. Ik moest hulp zoeken.
De huisarts raadde me aan naar de praktijkondersteuner te gaan, je weet wel voor psychische nood. “Nee”, zei ik. “Je snap het niet. IK MIS GEWOON EEN STOFJE. Ik weet alleen niet welke.” De arts bleek de beroerdste niet, dus mocht ik bloed laten prikken. Cholesterol, magnesium, vitamine D of B12; het was allemaal prima. Pas toen ik met een bevriende buurvrouw sprak, kwam er wat vaart in. Zij adviseerde een landelijk netwerk van specialisten aan die vrouwen helpen met hormonale problemen.
Daar viel alles op z’n plek. Na onderzoek en veel vragen raadde men mij hormoontherapie aan, ik kreeg een briefje voor de huisarts mee. Hij veegde nog net niet z’n reet ermee af en reageerde afwijzend, maar nadat hij mijn passief agressieve houding zag, besloot hij dat het mocht. Onder een duidelijke voorwaarde: “Eerst moet je je op hormonen laten testen. Want ook dit zijn gewoon medicijnen hè, die vervangende hormonen”, zei hij vaderlijk.
Gisteren had ik de bloeduitslagen binnen, maar voor context moest ik de praktijk bellen. “Inderdaad”, zei de assistente droogjes. “De waarden zijn binnen. Je bent in de overgang.” “Duh”, lachte ik, “dat was niet de reden voor het prikken. Ik wacht op goedkeuring van de arts naar aanleiding van deze uitslag.” Een uur later belde hij: “Je kunt hormoontherapie beginnen. De oestrogeenpleisters en progesteronpillen liggen morgen bij de apotheek. Je oestrogeen is wel erg laag, vind ik.”
Ik wist het! Het is dus oestrogeen, dat me zo ontbeert. Haar afwezigheid geeft mijn kin harde haartjes en reduceert mijn sprankelende karakter tot zombiewaarden. Vandaag heb ik de hormonen opgehaald, het was een flinke voorraad. Ik ben nog nooit zo vrolijk met een zak medicijnen de apotheek uit gelopen. Wat een cadeau. Ik heb, serieus, alvast een doosje pleisters ingepakt en onder de kerstboom gelegd. Merry fucking Christmas!
