Ze was de natte droom van vrijwel iedere jongen aan wie ze wiskundeles gaf op mijn middelbare school, Mevrouw ten H. Ze was een jaar of 25 en wij kregen het allemaal warm als ze de stelling van Pythagoras uitlegde. En ook als ze dat niet deed.
Terwijl ik rustig in een bubbelbad lag in een saunacomplex, kwam ze langslopen in een witte badjas. En ik herkende haar meteen, hoewel ik haar 25 jaar niet had gezien.
Ze zal in al die jaren duizenden leerlingen voor haar neus hebben gehad, dus de kans dat ze zich mij zou herinneren, achtte ik zeer minimaal. Zeker omdat mijn huid er toen uitzag als een pizza margherita, dus ik durfde te kijken terwijl ze langsliep.
We waren allebei 25 jaar ouder geworden, maar Moeder Natuur had haar duidelijk een korting van zeker tien jaar gegeven, dat had ik ook wel gewild.
Wiskunde was altijd veruit mijn slechtste vak op de middelbare school. Geef me een taal en ik kan me binnen de kortste keren redden, zij het met handen en voeten. Maar als het op cijfers aankomt ben ik een regelrechte ramp. Mijn moeder verzuchtte weleens: “Waarom kun je een liedje na één keer meezingen, maar valt een simpele formule je niet uit te leggen?”
Op een dag, ik zat in de tweede klas van het vwo, moesten we tijdens de les ons eigen wiskundehuiswerk nakijken met een antwoordformulier. Huiswerk dat ik, omdat ik er geen hol van begreep, niet had gemaakt. Ik zat driftig de antwoorden over te pennen in mijn schrift, zodat het leek alsof ik me keurig aan de opdracht had gehouden, toen er ineens twee voeten in mijn blikveld verschenen. Ik keek op en daar stond ze. Met een blik van teleurstelling keek ze me aan en vroeg: “Wat ben jij aan het doen?”
Ik zat toen al zelden om woorden verlegen, maar bij Mevrouw ten H. was dat toch anders. Met een trillend stemmetje zei ik dat ik antwoorden aan het overschrijven was. Ik kreeg van haar een enkeltje naar de rector.
En nu zag ik haar dus lopen! Ze ging een Finse sauna in en verdween daarmee uit het zicht. Als ik had gewild had ik op kunnen staan uit mijn warme bad en in dezelfde sauna kunnen gaan zitten. Dan had ik dat kunnen zien, waar ik als puberjongen met een lijf vol gierende hormonen zo vaak over nagedacht had: Mevrouw ten H. in haar blootje.
Ik heb het niet gedaan. Ze zeggen dat je nooit je helden moet ontmoeten, omdat het alleen maar tegen kan vallen als je ze eenmaal in het echt ziet. Ze kunnen nooit voldoen aan het beeld dat je in je hoofd van ze geschapen hebt. Ik wil Mevrouw ten H. houden zoals ze in mijn hoofd is. Ook de ongemakkelijkheid dat ze mij in adamskostuum zou zien, en me zich nog wel zou herinneren, hield me tegen.
En mocht u dit lezen Mevrouw ten H.: het heeft niet aan u gelegen dat ik nooit ook maar één voldoende heb gehaald voor uw vak. Ik heb geen cijferknobbel en was daarbij doorlopend afgeleid.
