Ik loop geregeld langs het Paleis op de Dam. Maar vorige week mocht ik naar binnen, samen met de andere genodigden van de Prins Claus Awards.
Na de veiligheidscheck door de marechaussee stapte ik de marmeren hal binnen en tuurde naar de fresco’s boven me. Ik was hier wel eens met een schoolreisje geweest, maar nu bevond ik me tussen de hoge piefen en culturele elite, die zich in feestelijke gewaden hadden uitgedost.
Toen de uitreiking begon, moest iedereen opstaan voor de Oranjes. Ze kwamen één voor één voorbij: koning Willem-Alexander, koningin Máxima, prinses Beatrix, prins Constantijn en prinses Laurentien. Prinses Amalia was die dag jarig, dus zij had vrij. Natuurlijk was het indrukwekkend om ‘onze’ koninklijke familie van dichtbij te zien. En toch dwaalden mijn gedachten af naar de verharding en de ongelijkheid buiten dit glimmende paleis.
Het Prins Claus Fonds steunt kunst en cultuur in landen waar ‘cultuur onder druk staat’. Maar de royals staan zelf ook onder druk. Een dag voor de awards kondigde de koning aan dat hij onderzoek laat doen naar het slavernijverleden van de Oranjes. Daar is kennelijk drie jaar voor nodig, terwijl we eigenlijk al weten dat hun voorouders hier een centrale rol in speelden. Het kabinet discussieert ondertussen over excuses voor het slavernijverleden.
Daar werd niet over gesproken tijdens de prijsuitreiking, want dat moest vooral een kleurrijke happening zijn. Zes kunstenaars en activisten kregen de ‘impact award’. Ze kwamen uit Brazilië, Argentinië, Cuba, Egypte, Marokko en Senegal, en waren gekozen door een even gemêleerde jury. Toch roept iedere awardshow – van zichzelf al een arbitrair concept – weer nieuwe vragen op. Waarom was er bijvoorbeeld geen winnaar uit Azië, als je gaat voor geografische spreiding? Daar woont immers 60 procent van de wereldbevolking.
De Cubaanse winnaar zit momenteel vast vanwege zijn protestkunst. De andere vijf kunnen de gulle donatie ook goed gebruiken. Bij publieke inzamelingsacties moet je maar hopen dat het geld bij hulpbehoevende mensen terechtkomt. Maar je kunt deze cultuurprijs ook interpreteren als white saviorism, omdat het koningshuis activisten sponsort ‘die door het systeem worden vergeten’, terwijl ze zelf in een bastion van privileges leven. De royals houden miljoenen over, terwijl gewone Nederlanders de rekeningen niet kunnen betalen.
Er werd na afloop ook doorgepraat over de selectie van performers. Liefst honderd talenten uit de hele wereld kregen een aanmoedigingsprijs, maar de vier acts die mochten optreden kwamen allemaal van het Afrikaanse continent. Verdienden muzikanten uit andere werelddelen geen podium? Ook vonden sommige gasten het ietwat neokoloniaal om uitsluitend zwarte zangers en dansers te laten optreden voor de witte koninklijke familie.
En zo stond een zeer diverse en woke menigte te borrelen in hét monument uit de ‘Gouden’ Eeuw, dat op vele manieren herinnert aan het kolonialisme en de slavenhandel. Uitgerekend daar wisselden we van gedachten over de monarchie en hun culturele liefdadigheid. Die ironie ontging me niet. Het was ook wel treffend voor deze tijd.
