Soms word ik wakker met een woord in mijn hoofd. Het kan van alles zijn, ‘meterkast’, ‘soepstengel’; bij gebrek aan context is de logica ver te zoeken. Het woord herhaalt zich vaak en soms mompel ik het eventjes hardop. Gister was het ‘naastenliefde’. Vaak moeten die irritante woordjes zo snel mogelijk uit mijn hoofd, maar ‘naastenliefde’ mocht nog even blijven.
Daar kan ik, daar kunnen wé elkaar misschien wel wat meer van bieden in deze huidige tijd.
Naastenliefde, ‘De liefde voor de medemens’ is -als je het mij vraagt- één van de belangrijkste dingen in het leven. Lief zijn tegen elkaar, voor anderen zorgen, elkaars welzijn belangrijk vinden en daaraan willen bijdragen. Kort gezegd: geen flutmens zijn.
Zelf doe ik m’n uiterste best om liefdevol naar anderen te handelen. Al gaat dat niet altijd van een leien dakje. Ploerterig gedrag wekt bij mij nu eenmaal alles behalve naastenliefde op.
Neem nou de Dodge RAM, zo’n aannemerssloep. Dikwijls wanneer ik er een tegenkom houdt zo’n pick-up met de omvang van een starterswoning drie parkeervakken diagonaal bezet. Dan ontglipt mij nog wel eens een flinke portie onbegrip. Zo ook wanneer ik voor de zoveelste keer ternauwernood een onnozele toerist uit mijn fietsspaken weet te houden, door mijn fietsbel en grofgebektheid te raadplegen in het Amsterdamse verkeer.
In het laatste geval snap ik best dat je als bezoeker niet gewend bent aan het gierende tempo van alles wat zich hier op de weg begeeft. Sommige toeristen denken echter dat de straat van hen is en ik zit niet te wachten op een gebroken been. Gips staat me niet.
Mijn vermogen tot naastenliefde wordt nogal eens vertroebeld door frustratie. Iedereen moet lekker doen wat ie zelf wil, maar aan onverschilligheid heb ik een broertje dood. Het niet rekening houden met, respecteren, of geven om een ander, is vaak de bron van mijn zure gemoed. Iets met een (te) groot rechtvaardigheidsgevoel. Ons leven wordt er vast niet slechter op als we ons wat vaker bekommeren om elkaar. Zelfs als onze normen en waarden van elkaar verschillen. Waarom doen we het dan toch niet wat vaker?
Waarschijnlijk heb je het al door; naastenliefde als prioriteit zien, maar er uit frustratie niet naar handelen, maakt mijn eigen pleidooi een goedbedoelde contradictie. Meer liefde voor mijn medemens toon ik door maar eens wat minder hard te schelden op de fiets. Zelfs niet wanneer een ander mij een gipsen voet doet opleveren misschien.
Een betere wereld begint immers bij jezelf, toch?
Gistermiddag liep ik met een nieuw schildercanvas over de kade terug naar huis. Zoals wel vaker zonder veel succes. Het doek was net zo lang en twee keer zo breed als ik. Gemotiveerd, maar moeizaam slenterde ik vooruit. Een oude man op de kade liep mij bezorgd tegemoet en vroeg me waar ik wezen moest. Toen ik de horizon aanwees, opende hij zijn voordeur en gaf me een steekkarretje voor mijn canvas. “Neem deze maar even mee. Zet maar voor mijn deur als je klaar bent, ik ben straks even weg.”
