Ik stond stijf van de stress. Een kind verliezen, kan zich nogal fysiek uiten. Er waren nachten dat ik dacht dat ik moest overgeven van het huilen. Dan verkrampte mijn middenrif dusdanig dat de sperzieboontjes die mijn man liefdevol voor me had gekookt, naar boven dreigden te komen. Omdat ik ervaring heb met slapeloosheid, was ik de wanhoop nabij.
De neerwaartse spiraal van wakker liggen, vrezen voor het wakker liggen en niet kunnen slapen vanwege de vrees voor het wakker liggen, is genadeloos.
Als ik zo doorging zou ik behalve mijn kind, ook nog mijn vermogen tot helder nadenken kwijtraken. Nog even en ik kon niet meer werken – zo predikte mijn angststem – dan was er echt niets meer van me over.
Dit was allemaal afgelopen winter. Om te voorkomen dat ik doordraaide, leek het me een goed plan mijn lichaam uit te putten. Ik wilde zo moe worden dat ik ’s nachts wel in slaap zou móeten vallen. Vijf keer per week naar de sportschool, bijna dagelijks wandelen. Bij deze ‘gezonde’ levensstijl hoorde vanzelfsprekend dat ik stopte ik met het drinken van alcohol en eten van taartjes – mijn guilty pleasure.
Er zat een voordeeltje aan deze aanpak: ik kreeg er een fantastisch strak lijf van. Toen Job nog leefde, klaagde ik altijd dat ik nergens tijd voor had. Ik wilde graag meer sporten, maar dat paste gewoon niet in ons drukke gezins- en werkschema. Nu klotsten er zeeën van tijd.
‘Voel eens’, zei ik tegen Rob als we samen in bed lagen. ‘Allemaal nieuwe spieren.’ Hij voelde braaf aan mijn platte buik en vond het allemaal fijn en mooi. Maar liever zag hij me acht uur achter elkaar slapen.
Intussen meldde de weegschaal dat ik weer op het gewicht zat van voordat ik zwanger werd. Ik juichte, het leek me iets om trots op te zijn, want dit had ik in al die jaren niet bereikt.
Maar natuurlijk gaf het me niet de voldoening waarop ik hoopte. Wat probeerde ik nu helemaal te doen? Fysiek ontkennen dat ik een kind had gehad?
Ja, een beetje wel. Ik probeerde eruit te zien als de jonge vrouwen die onbezorgd door de sportschool dartelden. Zij waren geen moeder. Ik ook niet.
Op een avond kwam er zelfs een man op me af. Of hij me niet ergens van kende? Deze openingszin had ik in geen twintig jaar gehoord en ik voelde me gevleid. Ongevraagd gaf hij me aanwijzingen hoe ik het fitnessapparaat waar ik me op uitsloofde, beter kon gebruiken. Toen keek hij me lang en indringend aan. “Ik ken je toch echt, even nadenken…”
Hij dacht het opeens te weten: hij gaf al jaren pottenbakcursussen aan kinderen, had mijn kind toevallig bij hem in het klasje gezeten? “Of heb je geen kinderen?”
Ik sloeg mijn ogen neer en begon te hakkelen. Zag mijn afgetrainde armpjes slap langs mijn lijf bungelen. Hij zei dat hij het heel erg voor me vond dat mijn kind was overleden. Sorry dat hij erover begonnen was. Ik keek opzichtig naar de klok en zei dat mijn man thuis op me wachtte. Mijn man, de vader van het dode kind, met wie ik al 24 jaar samen was. Ik wilde alleen nog maar bij hem zijn en praten over Job.
Inmiddels is het zomer. De warmte en het licht doen me goed. Job is nog altijd niet terug, maar als de zon schijnt, voelt het gemis zachter. Soms slaap ik acht uur, meestal minder. Ik sport nog steeds, maar alleen als ik daar zin in heb. De calorieën die ik verlies, vul ik aan met rosé en taartjes.
