Het bundeltje kerstmutsen ligt al twee jaar onder in de kast. Ik vraag netjes aan mijn man of ik het mag weggooien. Soms kan het zó lekker zijn om dingen weg te smijten. Rob moedigt me zelfs aan. Weg met die rommel.
Ik doe mijn best om zo hard mogelijk te gooien, maar dat lukt slecht met stoffen mutsjes die bijna niets wegen. Er klinkt niet eens een plofje als ze in de prullenbak belanden. Dus haal ik ze er weer uit, neem wat afstand en smijt nog een keer, met alle kracht die ik heb. Dan trek ik de deksel van de emmer en stamp de mutsen met mijn voet aan. Ik weet hoe belachelijk en zelfs komisch dit eruit moet zien – het slaat ook nergens op – maar toch lucht het op.