
Schrijfster Marion Pauw stond avonden op rij aan mojito’s te nippen op bn’er-feestjes, maar steeds vaker knaagde het: Wat doe ik hier? Toen kocht ze een krot op een Spaanse berg. Het bleek een louterende ervaring.
HET WAS EEN PAAR JAAR GELEDEN, ik werkte op dat moment voor een blog waar mensen hun designertassen serieus hun ‘kinderen’ noemden, en ik was bij de opening van een nieuw restaurant, of de lancering van een likeur, maar het kan ook een stijltang zijn geweest, of een ander event waar roddelpers, influencers en BN’ers goed vertegenwoordigd waren. We hadden ons allemaal zorgvuldig opgemaakt en droegen outfits die bedoeld waren om indruk te maken. Er waren ons immers interessante mensen beloofd. Gratis mojito’s. Aandacht van journalisten. Waardebonnen voor gratis botox. Een pot Crème de la Mer. Hoe dan ook, we hadden besloten dat het belangrijk was om ‘even ons gezicht te laten zien’.
Ik kwam daar X tegen. Zelfs mijn moeder kent X van de televisie en zij kijkt bijna nooit, dus je kunt wel nagaan dat ze een behoorlijk Bekende Nederlander is. Aan haar been hing een bleek kind met hoogrode wangen.
“Ze is niet helemaal lekker”, zei X. “Maar ik kon haar moeilijk alleen thuis laten.” Vervolgens begon ze te vertellen over hoe druk ze het had. Dat ze half overspannen was en in therapie was gegaan. Terwijl ze overduidelijk op de rand van instorting doorratelde, en ik naar haar snel bewegende mond en manische ogen keek, kon ik alleen maar denken: wat doe jij hier?
Diezelfde vraag had ik natuurlijk ook aan mijzelf kunnen stellen. Wat deed ík daar? Waarom vond ik het zo belangrijk om er deel van uit te maken? Dacht ik nou echt dat ik door mijn aanwezigheid meer boeken zou verkopen, vrienden voor het leven zou maken of dat er iets in die goodybag iets zou zitten wat ik niet allang had? Vond ik dit echt leuk? Of vond ik het vooral leuk om een foto van mij en X (koortsige dochter netjes buiten beeld) op Instagram te plaatsen? Voor de likes. Waar ging dit over?
Die ongemakkelijkheid was niet nieuw. Ik had steeds vaker het knagende gevoel dat ik te veel voor de buitenwereld leefde, daarvoor hoefde ik niet per se BN’erfeestjes af te lopen.
Daarom keek ik ook vol bewondering naar programma’s als Floortje naar het eind van de wereld waar Floortje Dessing mensen bezocht die alle westerse luxe overboord hadden gegooid om ergens in een zelfgebouwde bamboehut dolgelukkig te zijn. Of die weeskinderen waren gaan redden op het platteland van Nepal. Of mensen zoals de Nederlandse Miriam Lancewood, die heel Nieuw-Zeeland door was gaan wandelen met haar grote liefde Peter en hier en daar een berggeit neerschoot om te overleven. Deze types vroegen zich nooit af wat de juiste nagellakkleur was voor dit seizoen. Ze leefden vanuit een intrinsieke motivatie. Zij deden wat ze écht wilden. Ze hadden keuzes gemaakt zonder bang te zijn voor de consequenties. Dat betekende niet dat ze het altijd makkelijk hadden, maar ze waren wél oprecht gelukkig.
De tranen sprongen mij regelmatig in de ogen als ik naar deze helden keek. Zo puur en authentiek. Konden mijn man en ik ook maar zo zijn. Dus fantaseerden we over de pelgrimstocht naar Santiago de Compostela die we ooit een keer zouden gaan maken. Ook overwogen we schaapherder te worden of in een tiny house te gaan wonen.
Daar waren we weinig uniek in, diep in hun hart willen veel mensen back to basics. Maar in de praktijk komen we niet veel verder dan een selfie zonder make-up op Instagram. ‘Gewoon zoals ik ben #nofilter’ zetten we eronder, zodat iedereen snapt dat het de bedoeling is om comments te plaatsen als ‘jij mooi mens’ en ‘knappie’.
Drie jaar geleden kochten we dan eindelijk een krot op een berg in Spanje. Als vakantiehuis weliswaar, maar het was een begin. De ratten liepen door de kamers, er zaten gaten in het dak, de makelaar barstte nog net niet in lachen uit toen we zeiden dat we het deden, maar God, wat waren we verliefd. Het huisje heette Finca La Isla, oftewel, het eiland. En inderdaad: we kregen er meteen het gevoel dat we afgezonderd waren van de rest van de wereld, weg uit de ratrace Precies wat we wilden.
Back to basics werd het zeker. De eerste keer dat we er een weekje gingen slapen, hadden we geen elektriciteit of stromend water. We wasten ons met washandjes en probeerde ’s avonds nog wat te lezen bij kaarslicht. Overdag liepen we vol bewondering over ons terrein en ontdekten we een overwoekerde vijgenboom. We vonden een oude put en er bleken hele schattige, vleesetende plantjes te groeien. Verder viel er he-le-maal niks te beleven.
We deden boodschappen in een klein bergdorpje en streken neer op een terras. Op de tafels stonden potjes lavendel en toen we een cappuccino bestelden, kregen we koffie met slagroom. Om ons heen zaten zestigplussers met afritsbroeken en die bleken zowaar heel aardig te zijn. De dichtstbijzijnde kledingwinkel bevond zich op veertig minuten rijden. En nooit zag ik iemand in de plaatselijke supermarkt een jurk dragen waarvan ik dacht: die móét ik ook. Ik ging steeds vaker bergschoenen dragen, want zo praktisch. Ik stopte met make-up, ik onthaarde nog nét mijn snor.
Het feit dat er op geen enkele manier sprake was van groepsdruk, ervaarde ik als een verademing. Weg dat gevoel om altijd maar te laten zien wat ik had en wat ik kon. Weg koopimpulsen. Weg Fear of missing out. Weg de drang om ‘erbij’ te horen. Weg materiële zaken om mijn ego op te fluffen.
PROBEER DE
EERSTE MAAND GRATIS
- Exclusief voor LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar