Editorial

Linda de Mol: ‘Het leven deelde ons allemaal heel harde klappen uit’

tekstLinda de Mol

TEGEN DE TIJD DAT DIT EDITORIAL VERSCHIJNT, zijn we een nieuwe serie Gooische Vrouwen aan het draaien. Iets waar ik me al maanden enorm op verheug. Eerlijk gezegd vooral omdat ik na de nodige narigheid ontzettend veel zin heb om weer eens ouderwets keihard te lachen en dat heb ik echt nergens zo veel gedaan als op de set van die serie (als je ooit een chagrijnige dag hebt, kijk op YouTube naar de bloopercompilaties van alle seizoenen en je begrijpt wat ik bedoel). Op filmsets wordt per definitie best veel gelachen, maar bij Gooische Vrouwen was het bijzonder als we eens een draaidag níét de mascara moesten bijwerken omdat alles volledig uitliep vanwege de lachtranen.

Vriendschap op het eerste gezicht zou ik het willen noemen met Tjitske, Susan en Lies (en regisseur Will, want zij is de vijfde in dit vriendinnenclubje). Ik had meteen een soort crush op alle vier. Susan om haar kwetsbaarheid en extreem lieve karakter. Will om haar directheid en kracht. Lies om haar intelligentie en bescheiden­heid en Tjitske om haar eigenheid en ongeëvenaarde gevoel voor humor.

Om er weer een beetje in te komen, keek ik een tijdje geleden naar de allereerste aflevering. My God, wat waren we jong en dun en knap en blij … En hoe anders zagen onze levens er toen uit: met vaste relaties, kleine kinderen, ouders die nog ‘goed’ waren en succesvolle carrières die veel tijd en energie opslokten. We hadden het in de make-upbus over hoe je het tussen de lakens een beetje leuk kon houden in een lange relatie, over wel of geen facelifts als we ouder zouden zijn, over mannen en vrouwen die we leuk of helemaal niet leuk vonden, over gebrek aan me-time en slapeloze nachten vanwege een kind dat een tand kreeg of bronchitis had. Over stomme ruzietjes met onze mannen, familie-gedoe en over hoe je in godesnaam in die strakke jurkjes kon blijven passen met al dat lekkere eten op de set en nul tijd en puf om te sporten. Pas toen de echte grote problemen kwamen, wisten we dat alles daarvoor non-problemen waren. Het leven deelde ons alle vijf heel harde klappen uit. Ik hoef ze niet te noemen, want al die klappen zijn breed uitgemeten in de media.

Ik denk dat bij het eerste grote verdriet in 2007 het vriendinnen spélen veranderde in vriendinnen zíjn. Zeventien jaar vriendschap inmiddels, dat is langer dan al mijn liefdes­relaties (nou ja, ‘al’ … zo veel zijn het er nou ook weer niet). Mijn oudste vriendschap heb ik opgedaan op de kleuterschool, dus die vriendin heb ik al 55 jaar. Wat maar weer eens bewijst wat ik al vaker zei: vriendschap is de meest bestendige relatie in je leven. In het jaar dat ik ineens alleen was, was ik eigenlijk alleen alleen als ik dat zelf wilde. Er was altijd wel een vriendin die kwam koken, slapen, kletsen, troosten, luisteren of afleiden. Het fijnste, zachtste, liefste sociale vangnetje dat er bestaat.

Ik koester mijn vriendinnen, alle veertien. En ja, ik weet dat dat klinkt als veel, maar een beroemde leus is: ‘In het leven verliezen we nooit vrienden, we leren alleen wie de echte zijn.’ En de mijne zijn allemaal echte gebleken.

TRENDING