‘Ik krijg regelmatig een mep van mijn zoon’

Achtergrond

‘Ik krijg regelmatig een mep van mijn zoon’

Kinderen die eindeloos onderhandelen en een grote bek opzetten, voor
veel ouders blijft grenzen stellen een dingetje. Deskundigen zijn genadeloos: opvoeden kost tijd en aandacht en dat hebben we niet meer.

LAATST, NADAT IK MET MIJN KINDEREN BIJ MIJN OUDERS had gelogeerd, verzuchtte mijn vader getergd: “Ik mag nooit ‘nee’ zeggen tegen jouw kinderen.” En dat is nu juist wat hij zo ontzettend graag doet. Bijvoorbeeld als mijn zesjarige zoon van heel dichtbij mijn vaders dierbare glasverzameling bekijkt, of net iets te enthousiast op zijn drumstel mept. “Nee”, klinkt het op die momenten vrij fel en met een afkeurende blik. Waarop ik steevast roep: “pap, je kunt dat ook anders zeggen.” Het is duidelijk: mijn vader en ik houden er nogal verschillende opvattingen over opvoeding op na. Het is verleidelijk om zijn kritiek op mijn – in zijn ogen ongetwijfeld slappe – opvoedstijl af te doen als ultiem bewijs van een gapende generatiekloof. En dat ís het ook. Maar, eerlijk is eerlijk: hij heeft wel degelijk een punt.
Net als veel ouders van mijn generatie, begrens ik mijn twee kinderen niet graag. Althans, niet zoals mijn ouders dat deden. ‘Nee is nee’, hoorde ik in mijn jeugd regelmatig en als ik wilde weten waarom, volgde steevast ‘Omdat ik het zeg’. Een autoritaire opvoeding zou je het kunnen noemen: de opvoedstijl waarmee menig babyboomer z’n kinderen grootbracht. In dergelijke huishoudens golden regels in plaats van overleg; als kind had je je maar te schikken naar de wil van je ouders. Kinderen moesten ‘sage comme une image’ zijn (braaf als een schilderij), het Franse equivalent van ‘children should be seen, not heard’. Aan het ontwikkelen van een eigen mening of wil werd weinig belang gehecht. Veel ouders schreeuwden, sommigen deelden weleens een tik uit. Over de gevolgen van een dergelijke opvoeding kan ik een boek schrijven, maar laat ik het er nu op houden dat ik me lang niet altijd gezien en gehoord heb gevoeld. En dat het me als volwassene jaren heeft gekost om mijn grenzen aan te leren geven op de werkvloer en in de liefde.
Veel ouders van nu willen het anders doen. Ze willen praten over gevoelens, emoties samen verwerken en gezamenlijk beslissen. Of zoals mijn vriendin Isa, alleenstaand moeder van een tweeling in Rotterdam, zegt: “Ik vind dat mijn kinderen recht hebben op hun eigen mening.” Zij noemt haar opvoedstijl niet bewust empathisch, respectvol of democratisch, maar ze ziet wel het belang in van mét, in plaats van alleen maar óver je kinderen praten.
Tegelijkertijd ziet ze ook, bij zichzelf en anderen, dat ouders vaak doorslaan in wat ook wel permissive parenting wordt genoemd: toegeeflijk ouderschap. Dat het ze, in hun verlangen de gevoelens en wensen van hun kind serieus te nemen, nauwelijks nog lukt regels te hanteren of grenzen te stellen. Dat ze in de ochtend­hectiek toch maar weer een tandenpoetsfilmpje aanzetten om hun kleuter over te halen. En ’s avonds drie verschillende maaltijden koken om in de variërende behoeften van hun bloedjes te voorzien. Ze vertelt over een recent incident, toen ze haar zoon ophaalde bij een vriendje. “Dat jongetje was boos omdat de speelafspraak voorbij was en beet zijn moeder keihard in haar arm. Ik schrok, maar de moeder reageerde er niet eens op.”
Ook ik schiet soms door. Aan de ene kant hanteren mijn vriend en ik strakke basisregels: geen iPads, na school áltijd handen wassen en je bent loyaal aan je broer of zus. Maar ik krijg ook regelmatig een mep van mijn zoon, gebruik de tv te vaak als afleiding en chantagemiddel en schaf (schaam, schaam) in de supermarkt toch best vaak een doe-boek aan om van het gezeik af te zijn. Ik heb fijne gesprekken met mijn dochter van tien, waarin ik een goed idee krijg van haar belevingswereld. Maar door al dat gepraat is ze inmiddels een meester­onderhandelaar, die voor elke nee ijzersterke tegenargumenten aanvoert en me regelmatig klem lult.