Mijn vriend is sinds een paar jaar een hardloper. En dan niet eentje die alleen maar zo nu en dan lafjes een rondje door de buurt draaft. Nee, zo eentje die zijn eerste marathon deels op rul zand rende en zich nu heeft opgegeven voor een ‘run’ in de Zwitserse bergen, met 1400 hoogtemeters.
Een run waarvoor hij niet alleen met een bescheiden bepakking zal moeten rennen, maar zich tijdens het rennen ook voortdurend steile hellingen op en af moet hijsen. Afijn, duidelijk een bezigheid in de categorie: hij liever dan ik.
Tot nu toe was deze nieuwe hobby voor mij vooral een bron van (leed)vermaak. Ik bedoel: ik heb nu iemand in huis die middenin de kamer met een bloedserieus gezicht rek- en strekoefeningen doet en bovendien allemaal gear heeft gekocht om het gekkenwerk waarvoor hij zich vrijwillig heeft opgegeven wat serieus cachet te geven (het lichtgewicht kaki safarihoedje dat hem tijdens het rennen tegen verbranding moet beschermen is mijn absolute favoriet).
Misschien proef je hier van mijn kant wat flauwigheid en venijn en dat klopt. Want behalve opgelucht dat ik het allemaal zelf niet hoef te doen, ben ik ondertussen natuurlijk gewoon stikjaloers. Op zijn vastbeslotenheid. Op zijn doorzettingsvermogen. Op zijn steeds fitter wordende lichaam. En, daar kwam ik onlangs achter: op de waterdichte reden die hij tegenwoordig heeft om iedere dag een blok ongestoorde alone time voor zichzelf op te eisen. Laten we wel wezen, dat is in een gezin met kinderen zo ongeveer het meest fel bevochten goed. Zéker in de zomervakantie.
Of we nu met het kroost door een Italiaans stadje slenterden of in een Frans huisje in de middle of nowhere zaten, vroeg of laat sprak mijn vriend de woorden uit “Ik moet nog even rennen” en dan wist ik dat het aan mij was om het fort even in mijn eentje te bewaken, terwijl hij, omringd door adembenemende landschappen, zijn dagelijkse training deed.
Kijk, die ruimte moet je elkaar gunnen in een relatie. En dat deed ik dan ook graag. Maar terwijl de vakantie vorderde, begon er toch iets te knagen. En dat was niet zozeer dat hij tijdens onze gezinsvakantie iedere dag een afgebakend moment voor zichzelf claimde. Het was vooral dat ik dat zelf niet deed.

Ja, ik verdween regelmatig met mijn neus in mijn boek. Maar dat is toch net anders. Want met een boek op schoot ben je in gedachten misschien even elders, maar fysiek ben je nog steeds aanwezig. En als een kind een kleine teen stoot, een playmobilpoppetje in de broodrooster heeft gestopt of een hele fles zonnebrand in het haar heeft gesmeerd bij wijze van gel, dan leg je dat boek weg en meld je je weer aan het front, als de trouwe soldaat die je bent.
Volgens Eve Rodsky, auteur van het boek Fair Play (over gelijkwaardige zorg-werkverdeling thuis) heeft ieder mens in z’n leven recht op unicorn space. Ofwel: ononderbroken tijd voor jezelf, die je vult met iets waar je zelf blij van wordt, waar je van oplaadt en ‘aan’ gaat. Zónder dat het met werk, persoonlijke verzorging, huishouden of sociale verplichtingen te maken heeft. Vooral vrouwen hebben volgens Rodsky moeite om deze ruimte voor zichzelf te af te bakenen. Zo ook ik. En dat heeft niet alleen met moederlijke opofferingsgezindheid te maken. Het is ook dat ik me een beetje geneer voor het feit dat ik die ruimte vooral zou willen vullen met: niets.
Ik bedoel, trainen voor een run, zoals mijn vriend, dat heeft een nuttig, ijverig imago. Het staat voor discipline, het dwingt respect af. Maar als je mij vraagt wat ik zou doen als ik twee uur op een dag voor mezelf had, dan zou ik het liefst in bed een serie gaan kijken of met een drankje en een boek op een terras gaan zitten.
En misschien ligt het aan mij, maar “Papa is even weg want hij moet een rondje hardlopen”, dat klinkt toch anders dan: “Mama is even weg, want ze moet even dringend in haar eentje bij een strandtent zitten om een ijskoffie te drinken en dromerig naar de branding te staren.”
Blijkbaar zit er diep van binnen toch de calvinistische overtuiging dat je je zelfs in de tijd die je voor jezelf opeist een beetje nuttig moet maken. Dat je dat lege hoofd met noeste arbeid moet verdienen. Dat het niet simpelweg om je eigen plezier en ontspanning mag gaan.
De volgende generatie (lees: mijn dochter) heeft daar gelukkig geen last van, zo merkte ik toen mijn zoon gisteren vroeg of ze zin had om buiten de Olympische Spelen na te spelen. “Nee, wil liever lezen”, zei ze. “Ik ben heel lui.”
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
