Achtergrond

‘Laten we de gepaste afstand weer gaan omarmen’

tekstSuus Ruis

Journalist Suus Ruis (42) wil niet gezoend, niet omarmd en geen ‘lieverd’ genoemd worden als ze je nauwelijks kent.

GEEN IDEE WAAR IK DE VROUW DIE MET MIJ PRAAT IN HET WINKELCENTRUM VAN KEN. Een jaar of tien geleden ontmoet, op een verjaardag geloof ik. Maar het kan ook via mijn werk zijn geweest. Haar telefoon gaat. “Met Franka” (O ja, Fránka). “Ik bel je zo terug, ik sta even te kletsen met een vriendin.”
Huh? Vriendin? Als je mij niet had aangesproken, was ik je straal voorbijgelopen. Bij het afscheid legt ze een hand op mijn schouder. “We moeten echt snel afspreken”, zegt ze. “Kletsen we verder bij.” Ik knik schaapachtig. Dank je de koekoek, denk ik. Je bent aardig, maar ik hoef echt geen vriendschapsverkering met je.
Vandaag de dag word je maar geacht Best Friend Forever te zijn met iedereen die je vijf seconden kent. Of dat nou via je werk is, of iemand die je twee minuten hebt gesproken op een feest. En dat wil ik dus niet. Ik heb doorgaans iets langer dan vijf minuten nodig om een zielsconnectie met iemand te voelen, en daarnaast heb ik al nauwelijks tijd voor mijn reeds bestaande vrienden.
Ik werk in een behoorlijk informele branche, waar voornamelijk vrouwen de scepter zwaaien. Dat maakt het er niet makkelijker op. Een man in een grijs pak zal jou nadat je voor de eerste keer een uur met hem hebt vergaderd niet snel drie zoenen of een full body hug geven wanneer je zijn kantoor verlaat. Vrouwen doen dat wel. Na tien minuten brainstormen ben je geen collega’s meer, maar boezemvriendinnen. En vriendinnen lebberen elkaar af als ze afscheid nemen. Het gebeurt mij regelmatig dat ik met uitgestrekte hand sta, en de vrouw tegenover me met verwachtingsvol getuite lippen. Pijnlijk, want dan word je gedwongen tot de Obama-shake–kussen terwijl je iemands hand schudt. Dat is best veel lichamelijk contact. En het roept ook van die ongemakkelijke vragen op. Moet je blijven schudden terwijl je zoent? Losjes blijven vasthouden? Of je hand zo onopvallend mogelijk terugtrekken? Wat is er mis met alleen een ferme handdruk? Het wordt tijd dat we de gepaste afstand weer gaan omarmen, in plaats van elkaar.
Het is voor een groot deel de schuld van de socials. Trek een elektricien van Werkspot om een peertje in te draaien en twee draden aan elkaar te knopen, en hij heeft je voordat hij je straat is uitgereden een vriendschapsverzoek gestuurd. Ja, natuurlijk kun je dat verzoek verwijderen. ‘De ontvanger wordt hier niet van op de hoogte gesteld’, zegt Facebook nog bemoedigend, maar hee, kom op. Als je na een maand nog steeds geen vrienden bent, weet de afwachtende partij echt wel hoe laat het is. En omdat ik toch graag aardig gevonden wil worden, druk ik de elektricien maar aan mijn virtuele boezem. Net als de kassière van de Jumbo, en de neef van de zwager van de zus van mijn postbode. Zo stopt de aanwas van – al dan niet digitale – nieuwe vrienden natuurlijk nooit.
Misschien moet ik niet zo moeilijk doen. De meeste Facebook en Insta-vrienden doen weinig meer dan af en toe een foto van je kind, nieuwe kamerplant of zelfgemaakte gevulde eieren liken. Niks mis mee. Maar soms is een online verwantschap voor een verse vriend voldoende om In Real Life (ik schrijf het even voluit, de meeste mensen volstaan met IRL) ook de jacht op je in te zetten.

Ooit accepteerde ik een verzoek van een vrouw met wie ik veel gemeenschappelijke vrienden deelde. Na een poosje werd het haar levensmissie om in het echt af te spreken. Eén keer ontmoette ik haar kort. Op straat, puur toeval. Ik moest twee keer kijken voordat ik haar herkende. Daarna noemde ze me in privéberichten ‘lieverd’, en wilde ze borrelen, of koffiedrinken. Snel. Altijd antwoordde ik met ‘Ja! Zeker snel. Nu druk druk druk’. Toen ik op een gegeven moment een berichtje kreeg met het verzoek of ik haar geld kon lenen omdat haar portemonnee was gejat, vond ik het tijd om deze ontluikende mes-op-de-keel-vriendschap er bij de wortel uit te trekken. Uit principe leen ik nooit geld aan anderen. Nou ja, eigenlijk helemaal niet uit principe, meer omdat ik permanent blut ben. Maar al helemaal niet aan mensen die ik nauwelijks ken. Maar hoe maak je iemand duidelijk dat jij geen vriendschapsvonk voelt?
“Snoeihard afkappen”, zei mijn vriendin Renée, die ik overigens gewoon honderd jaar geleden op school heb ontmoet. “Gewoon zeggen dat je geen zin hebt, en dat je al vrienden zat hebt.” Dat vond ik wel erg lullig, dus ik besloot te kiezen voor de laffe uitweg: nooit meer antwoorden. Het duurde even, maar ik heb al een tijdje niets gehoord, dus ik ga ervan uit dat ik mijn punt heb gemaakt.
Konden wij het maar doen zoals onze kinderen. Niemand vindt het erg of aanstootgevend als kinderen bot doen. En dat doet iedereen onder de 1 meter 50 standaard. En zelf liggen ze er al helemaal niet wakker van als ze keihard gedist worden.
“Wil je bij me spelen?”
“Nee. Ik vind jou niet lief.”
“Oké. Andere keer dan?”
“Echt niet.”
“Prima. Vraag ik Daan wel. Doei.”
Een paar maanden geleden was rond de jaarwisseling mijn huis dag en nacht gevuld met jongetjes van negen. Eén ervan had ik nooit eerder gezien. Eén vriendje van mijn zoon Caesar vroeg aan hem: “Ben jij ook Caesars vriend?” Het kind keek viezig en schudde zijn hoofd. “Nee man. Ik ben hier alleen voor zijn vuurwerk. Dat is kapot ziek.” Als je als volwassene zoiets zou zeggen, zou de kamer stilvallen, en er minstens één iemand met zijn duim in z’n mond in foetushouding in een hoekje heen en weer gaan liggen wiegen. Of in elk geval tot op het bot beledigd zijn. Maar mijn zoon haalde zijn schouders op en keek van: ja, klopt, moet je nog een rotje?
Als er een semibekende met uitgestrekte armen naar mijn kind toeloopt met het verzoek om een kus, zegt hij steevast: “Nee, gatver.” Hij kijkt niet eens op van zijn iPad. Niemand die ermee zit. Hoe oneerlijk is het dat je je eenmaal boven de achttien dat kleffe zoenen en knuffelen maar moet laten welgevallen?
Onlangs was ik op de verjaardag van een vriendin, waar ik in gesprek raakte met ene tante Ans. Na wat vriendelijkheden uitgewisseld te hebben over mijn nieuwe houten vloer en de diverse vogelsoorten in haar tuin, ging ze naar huis. Ik stak mijn hand uit, maar die werd vakkundig genegeerd. “Kind, ik ga je gewoon gezellig zoenen, hoor”, zei tante Ans, en plantte drie langzame, natte klapzoenen op mijn wangen. Hoewel ik blij was dat ze het had aangekondigd, had ik net als mijn kind het liefst gewoon “Nee, gatver” gezegd – bij voorkeur zonder op te kijken van mijn telefoon. Ongewenste intimiteiten zijn het.

TRENDING