Ik stond op een borrel. Ik sprak met een jongen, inmiddels man, die ik nog van vroeger kende. We hadden elkaar jaren niet gezien. Hij vroeg me naar mijn werk. Ik vertelde dat ik een boek aan het schrijven ben. Hij wilde weten waar het over ging. Ik probeerde in te schatten hoe volledig ik moest zijn in mijn antwoord.
“Mijn boek gaat over man- vrouwverhoudingen, in de samenleving en vooral in het ouderschap”, zei ik. Lekker kort en bondig.
Hij keek me een beetje blanco aan. Ik probeerde in een fractie van een seconde in te schatten hoeveel zin ik had om meer uitleg te geven, zoals ik dat tegenwoordig wel vaker doe. Sinds ik over rolpatronen en gendernormen in het ouderschap schrijf, kom ik regelmatig in gesprekken over dit onderwerp terecht. Soms zijn die gesprekken leuk. Soms frustrerend. Interessant zijn ze vrijwel altijd.
Gesprekken met vrouwen zijn vaak een feest van herkenning. Ik vertel dat mijn boek over man-vrouw-verhoudingen gaat: vastgeroeste normen rondom mannelijkheid en vrouwelijkheid, verschillende verwachtingen, dubbele standaarden, knellende keurslijven, rolpatronen, de ongelijke taakverdeling thuis (ja óók bij stellen die alles in theorie heel gelijkwaardig willen verdelen). En dan werpt de vrouw in kwestie me vaak een heel specifieke blik toe die ik inmiddels uit duizenden herken. Alsof ik haar zojuist verteld heb dat er een naam bestaat voor dat zeurende maar onbenoembare gevoel in haar onderrug waar ze al zo lang mee rondloopt en waarvan ze inmiddels maar had geaccepteerd dat ze ermee moest leren leven.
In de blikken van de mannen die ik spreek, zie ik vaak iets anders. Natuurlijk, het kómt voor dat ik een man tref die meteen op het onderwerp aanslaat. Omdat hij zich ook helemaal scheel ergert aan de ouderschapscultuur waarin de moeder nog altijd vanzelfsprekend tot de ‘default parent’ wordt gebombardeerd en een ‘papadag’ als het toppunt van vooruitstrevendheid wordt gezien. Maar nog veel vaker tref ik mannen die me aankijken alsof ik een wonderlijk natuurverschijnsel beschrijf waar ze nog nooit eerder van hadden gehoord en waarvan ze – heel eerlijk – nog niet zijn overtuigd dat het wel echt bestaat.
Er wordt vaak gepraat over de vele genderkloven die tussen mannen en vrouwen gapen. Toch is er een kloof die nog vaak onbenoemd blijft en dat is de enorme bewustzijnskloof als het over onderwerpen als ongelijkheid, gendernormen en emancipatie gaat. Termen als ‘second shift’ en ‘onbetaald werk’ en ‘mental load’ zijn voor veel vrouwen inmiddels gesneden koek. Ik betwijfel of veel van de mannen met wie deze vrouwen een huishouden delen, ook weten wat die woorden betekenen.
En het is de vraag wie dat precies aan te rekenen valt. De meeste mannen die ik ken, ontbreekt het in de basis niet aan goede wil. Ze zijn simpelweg opgegroeid in een wereld waarbinnen het streven naar gelijkwaardigheid altijd als een ‘vrouwenzaak’ is geframed en alle literatuur, al het onderwijs en alle bewustwording rondom emancipatie alleen op vrouwen wordt gericht. Het resultaat: een hele generatie van vrouwen die zich hyperbewust is van de dynamieken van ongelijkheid die door onze samenleving verweven zitten. En een hele generatie mannen die zich er nauwelijks van bewust is dat die dynamieken überhaupt bestaan.
“Ik schrijf over mannen en vrouwen en de invloed van gendernormen en rolpatronen”, zei ik. “Hoe bepalend die nog altijd zijn, voor welke taken we toebedeeld krijgen bijvoorbeeld en waar we op beoordeeld worden. En hoe dat ongelijkwaardigheid in stand houdt. In de hele samenleving. Maar ook zeker in de zorg-werkverdeling thuis.”
“O ja”, zei hij, terwijl hij even leek na te denken.
“Weet je, bij ons thuis speelt dat volgens mij niet zo.”
“Oké”, zei ik.
“Ik doe zelfs meer dan zij”, voegde hij toe.
“Oké, wat goed.”
Ik voelde een vraag opkomen die ik even overwoog in te slikken, maar ik stelde hem toch:
“Ook als het aankomt op plannen, regelen, managen en onthouden van wat er thuis allemaal moet gebeuren bijvoorbeeld? Tassen inpakken, cadeautjes kopen, doktersafspraken plannen, schoolmails lezen, playdates regelen, bijhouden of alle kleren nog passen, nieuwe kleren kopen, dat soort dingen?”
Even bleef het stil.
“Nee”, zei hij toen. “Maar dat is anders.”
Ik wachtte op de toevoeging waarvan ik wist dat hij zou komen.
“Daar is zij nu eenmaal beter in.”
