Ik zit aan de keukentafel en kijk naar buiten. Tenminste, dat probeer ik. De ramen die uitkijken op onze tuin zijn momenteel namelijk van boven tot onder beplakt met post-its. Knalroze post-its. Het zijn de post-its die mijn vriend voor me heeft opgehangen nadat hij me de opdracht had gegeven om alles – “maar dan ook echt ALLES” – wat ik in mijn hoofd had zitten op te schrijven.
En dus zit ik nu met een kop thee en een leeg hoofd naar een grote glazen wand te staren waarop een enorm mozaïek aan roze post-its mij het zicht op de buitenwereld ontneemt.
Zie je, ik was even een beetje ingestort. Het gebeurde een paar weken geleden. Het nieuwe schooljaar was nog niet zo lang begonnen. De zomervakantie was overduidelijk voorbij, maar voelde nog vers. ‘Lekker rustig opstarten’, dat was het idee geweest. ‘Een zachte landing maken het nieuwe schooljaar in’, heb ik mezelf volgens mij nog hoopvol horen zeggen.
Dat pakte een beetje anders uit. Althans, voor mij. Nog geen twee weken nadat we met een auto vol zanderige vakantiespullen onze straat waren binnengereden, zat ik snikkend op de bank omdat ik het allemaal ook even niet meer wist. Er waren geen rampen gebeurd, er was niets ergs aan de hand. Gewoon het leven. Met werk. En een gezin. Deadlines. Socialigheid. Ambities. Terugkerende verplichtingen. Dagelijkse chaos. Opgebouwd uit honderdduizend kleine dingen. En het gevoel dat ik stukje bij beetje in die kleine dingen verzoop.
In andere woorden: het grote moeten, het eindeloze rennen en het onvermijdelijke tekortschieten. Sommige dagen zag ik zo’n machine voor me die tennisballen naar je toe schiet die je dan in moordend tempo links en rechts weg moet zien te slaan om er niet door eentje KO gebeukt te worden.
Ondertussen moest er ook geschreven worden. Want er moest brood op de plank en een boek af. Maar de rust die ik in mijn hoofd nodig heb om woorden op papier te zetten, kon ik steeds minder goed vinden. De leegte en het gevoel van losgezongen zijn die voor mij bij het schrijven horen, leken te zijn opgelost in een zee van voetbalsokken, balletpakjes, uitnodigingen voor partijtjes, schoolmails, playdates, vermiste lievelingssokken, gammele knutselwerkjes van zelfgevonden kastanjes en deadlines die altijd te vroeg leken te komen.
Het uitte zich in een continu gevoel van overwhelm, lichte paniek en lethargie. Gecombineerd met een diep gevoel van schaamte en boosheid op mezelf, omdat ik vond dat ik – een persoon die in principe niets te klagen heeft in dit leven – eigenlijk geen recht had om me zo te voelen. Steeds vaker, als ik op mijn rug in bed naar het plafond lag te staren, terwijl de to-do-lijst voor de volgende dag door mijn hoofd tolde, vroeg ik me af: hoe the fuck doen andere mensen dit?

Zo kwam het tot de avond waarop ik mijn vriend met rode ogen en een nat gezicht vertelde over de chaos in mijn hoofd en de leegte die ik nodig had. En: de ochtend met de post-its. Iedere taak, iedere zorg, ieder tabblad dat in mijn hoofd open stond, moest op een post-it. Van columns schrijven tot het terugvinden van vermiste bibliotheekboeken en van boekresearch tot het intekenen voor ‘appelmoes maken met ouderparticipatie’ op school. Op het raam maakte hij een kolom voor ‘moet ik doen’ en een kolom voor ‘kan iemand anders doen’. De ‘iemand anders’ in dit verhaal was hij.
Terwijl het ochtendlicht zich door de boom buiten ons raam verplaatste en ons gezicht roze kleurde door de gloed van de post-its, drong het besef door hoeveel dingen die met de kinderen te maken hadden, ik ongezien in de ‘moet ik doen’-kolom had geplaatst. Omdat ik het gevoel had dat ik de enige was die deze taken zag. Omdat ik wist dat ze anders niet gedaan zouden worden. Of wel, maar half. Of niet zoals het in mijn ogen moest.
Hij zei: “Je zal dingen moeten gaan loslaten en accepteren dat ik ze op mijn manier doe.”
“Ik zal het proberen”, zei ik.
Ik zei: “Jij zal mij het gevoel moeten geven dat ik het ook echt kan loslaten omdat jij de verantwoordelijkheid neemt.”
“Ik zal het proberen”, zei hij.
Bij iedere post-it die van mijn kolom naar de andere werd verplaatst, voelde ik een verkramptheid in mijn middenrif alsof iemand een vastzittende spier masseerde die nog niet klaar was om los te laten.
Maar de volgende dag, als ik aan de keukentafel zit te schrijven, voelt het alsof er meer lucht in mijn longen past. Af en toe kijk ik op naar mijn kolom, zoveel leger dan eerst, waar in de wand van massief roze weer flarden van de blauwe lucht te zien zijn. Waar post-its zijn weggenomen, zijn luchtgaten ontstaan, door de openingen valt voorzichtig licht naar binnen.
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
