Geloof speelt van jongs af aan een grote rol in het leven van Martin (32). Religieus dorp, gelovige familie, gereformeerde school: best een pittige omgeving als je gay bent.
“Ik ben opgegroeid met het idee dat ik slecht was”, vertelt hij.

Geloof speelt van jongs af aan een grote rol in het leven van Martin (32). Religieus dorp, gelovige familie, gereformeerde school: best een pittige omgeving als je gay bent.
“Ik ben opgegroeid met het idee dat ik slecht was”, vertelt hij.
Martin groeit op in een bubbel, zoals hij het zelf noemt: zijn familie woont in een dorp in de Hoeksche Waard, middenin de biblebelt. Hij zit elke zondag twee keer in de kerkbank en gaat naar de School met de Bijbel, waar de dag steevast begint met gebed en een bijbelverhaal. Daarnaast gaat hij, net zoals iedereen om hem heen, naar de zondagsschool en op latere leeftijd naar catechisatie – een door de kerk georganiseerde vorm van geloofsonderwijs. Het dorp heeft heus een openbare basisschool, maar met die kinderen krijgt hij eigenlijk niet te maken: die werelden leven totaal langs elkaar heen.
Martin mag van zijn ouders zelf kiezen naar welke middelbare school hij gaat. Het wordt een gereformeerde school in Rotterdam. “Dat was waar iedereen naartoe ging”, vertelt hij. “Dus ik ook. Achteraf gezien denk ik dat ik beter iets anders had kunnen kiezen, maar als je eenmaal in die bubbel zit blijf je je al snel daarin bewegen.” En dat terwijl Martin in zijn tienertijd eigenlijk al vrij kritisch is naar het geloof.
“Ik vond de kerk waar wij naartoe gingen bijvoorbeeld nogal liefdeloos en heel erg op de regels. Als mijn zus in een broek liep, vonden mensen daar echt iets van. Het geloof had voor mij vaak iets beangstigends: ‘Je gaat zeer waarschijnlijk naar de hel, ténzij …’ Eigenlijk best apart dat je als klein kind al bezig moet zijn met ‘een nieuw hart krijgen’, zoals dat dan wordt genoemd.”
Op zijn achttiende vertelt Martin een deel van zijn familie dat hij op mannen valt. Het duurt daarna nog jaren tot hij zich daar écht comfortabel in voelt, ook omdat hij na de middelbare school nog in een christelijk studentenhuis komt te wonen. “Hier was de sfeer echt al losser dan ik gewend was, maar ik voelde nog niet de vrijheid om echt mezelf te zijn”, vertelt hij.
“Als het daar over mijn seksualiteit ging was ik vooral heel erg bezig met de ander. En daarmee bedoel ik dat ik heel open probeerde zijn naar alle uiteenlopende standpunten over homoseksualiteit. Ik was zó gewend aan afwijzende houdingen. Als iemand suggereerde dat ik misschien genezingstherapie moest proberen, kon ik daar in zo’n gesprek vet begripvol op reageren. Terwijl ik nu denk: het is bizar dat dit tegen me gezegd werd.”
Het stoort hem dat vaak werd verwacht dat hij aanhoorde wat mensen hem dogmatisch wilden bijbrengen, maar dat er vervolgens geen ruimte was voor zíjn kant van het verhaal. “Het heeft me mentaal met zo veel shit opgezadeld. Ik ben depressief geweest, angstig. Veel gelovige mensen horen dat liever niet en hebben vooral de bijna obsessieve neiging om te vertellen ‘dat het eigenlijk niet mag’. Dat vind ik schrijnend en eerlijk gezegd ook weinig empathisch. Door de jaren heen ben ik daar zelf ook harder door geworden: iedereen mag zijn of haar mening hebben, maar houd ‘m lekker bij je.”
Ivo deed undercover mee aan een homogenezingsweekend: 'Mensonterend'Lees ook
Op de universiteit komt Martin er steeds meer achter dat de wereld ‘helemaal niet zo boos was als hem altijd was verteld’. Hij vindt steeds meer zijn eigen weg, al blijft geloof daar wel een rol in spelen: “Door een aantal vakken leerde ik meer over de rol die het speelt in de geschiedenis en allerlei culturen. Bijbelverhalen bleken ineens op allerlei plekken hun oorsprong te vinden, niet alleen maar in de Bijbel. Dat vond ik ontzettend interessant, het leerde me veel rationeler kijken naar geloofssystemen.”
Maar het geloof zélf? Dat verdwijnt bij hem. Hij is niet van de een op de andere dag een overtuigd atheïst geworden, maar Martin merkt wel dat hij in het geloof zijn plek niet meer kan vinden. “Ik vind het mooi dat een godsdienst veel mensen troost en rust brengt, en het zou best kunnen dat er een god is, maar zelf geloof ik daar niet meer in.” Ergens vindt hij dat best jammer.
“Ik heb ook lossere vormen van het christelijke geloof leren kennen, maar in de basis blijft het voor mij voelen als onvrij. ‘Indoctrinatie’ vind ik altijd een te sterk woord, maar ik ben wel echt opgegroeid met het idee dat ik slecht was. Dat is aangeleerd gedrag dat ik niet meer als iets positiefs kan zien en daar hebben mijn basis- en middelbare schooltijd wel een flinke rol in gespeeld.”
Martin komt uit de kast op zijn achttiende, maar heeft dan al jaren gevoelens voor andere mannen. Het stempel ‘gay’ durft hij daar alleen nog niet aan te geven, deels omdat het niet voelt alsof dat een optie is. “Het is niet echt alsof ik op mijn school positieve voorbeelden had”, legt hij uit. “Er waren denk ik twee mensen out en daar werd onderling over gesproken als een rariteit, een gek iets. In lessen werd homoseksualiteit ook niet inhoudelijk besproken, maar vooral aangehaald als voorbeeld van de mensheid die in zonde was vervallen. Net zoals het bij biologie ook niet over masturbatie ging, of andere ’taboes’. Een seks- of liefdesleven hoort tenslotte op één manier geleid te worden: tussen man en vrouw.”
‘Hey Martin, ben je homo?’ Hij weet niet hoe snel hij dit moet ontkennen als hij op school wordt nageroepen, maar ergens voelt hij dat het wringt. Waar komen zijn gevoelens vandaan? Mogen die er zijn en vooral: wat kan hij ermee? Het idee om alle ‘zondige’ gevoelens weg te duwen en ‘gewoon’ met een vrouw te trouwen komt meermaals boven, ook omdat dat als reële optie wordt gezien in gesprekken met klasgenoten.
“Het voelde gewoon niet alsof het samen kon gaan, geloof en gay zijn. In theorie zou het kunnen dat er positieve reacties waren geweest als ik toen al uit de kast was gekomen, zeker. Maar ik heb de vrijheid nooit gevoeld om dat te proberen. Dat vind ik verdrietig, omdat die tienerjaren juist zo vormend zijn.”
Martin en zijn vriend – onlangs vierden ze hun tiende jubileum.

Pas een paar maanden voor zijn eindexamen vwo vindt Martin zijn eerste positieve voorbeeld. Online welteverstaan, niet op het schoolplein. Op een online forum raakt hij in gesprek met een christelijke jongen die openlijk homoseksueel is, en daar ook over praat. Martin wordt verliefd en heeft voor het eerst in zijn leven het gevoel dat deze twee dingen misschien tóch samen kunnen gaan. Het resultaat: hij voelt meteen de drang om uit de kast te komen.
“Ik zat echt op een roze wolk”, legt hij uit. “Het voelde allemaal zó goed dat ik dacht: hoe kan dit verkeerd zijn? Ik moest hier iets mee. Eerst begon ik er online opener over te praten, daarna volgden een vriendin en dus een deel van mijn familie.” De respons is niet overal waar hij op hoopt, maar het voelt wél eindelijk als een stap in de juiste richting na jaren van wegstoppen.
Het raakt Martin dan ook persoonlijk als Henri Bontenbal (CDA) tijdens de afgelopen verkiezingscampagne zegt dat religieus onderwijs soms best mag botsen met Artikel 1 uit de Nederlandse Grondwet. Daarin staat: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’ Op de vraag hoe deze botsende waarden effect kunnen hebben op o.a. homoseksuele kinderen die religieus onderwijs krijgen, antwoordt hij: ‘Een leerling kan ook naar een andere school.’
En met name die laatste opmerking blijft hangen bij Martin. “Alsof je als kind zomaar kunt zeggen dat je naar een andere school wil. Stel dat je ouders door gaan vragen? Terwijl jij zelf nog aan het uitzoeken bent hoe het precies zit en je daar waarschijnlijk nog niet de juiste woorden aan kunt geven? Bontenbal legt het probleem eigenlijk bij het kind, en dat is niet waar het zou moeten liggen. Hij zei later ’te balen’ van die uitspraken, maar ik vond zijn standpunt in de basis gewoon weinig invoelend.”
Martin is van mening dat vrijheid van religie een groot goed is en dat we daar niet aan moeten tornen, maar dat het wél belangrijk is om met elkaar te praten over wat er soms onder de vlag van religieus onderwijs getolereerd wordt. “Bij wijze van voorbeeld: stél dat er op mijn reformatorische school werd gezegd dat een wit persoon niet met een zwart persoon zou mogen trouwen. Dan zou de wereld te klein zijn. Volledig terecht, natuurlijk. Maar als er wordt gezegd dat je eigenlijk niet met iemand van hetzelfde geslacht mag trouwen, mag het ineens wel ‘schuren’ en wordt er veel meer getolereerd. Ik vind dat toch opvallend.”
'Onderwijs dat de eigen, beperkte visie aan kinderen oplegt: hoe eerder we het afschaffen, hoe beter'Lees ook
Als het aan Martin ligt is een middelbare school een plek waar je ontwikkeling centraal staat en je juist óók in contact komt met mensen die andere standpunten hebben. “In je tienerjaren ben je aan het ontdekken wat je van de wereld vindt en wat jouw plek daarin is, en ik denk dat het heel belangrijk is dat je daarin ook kritisch leert denken. En dat je dus niet alleen maar hoort over euthanasie, abortus, seksuele oriëntaties of andere geloofsovertuigingen in de context van: dít zijn argumenten waarmee je anderen onderuit kunt praten als ze het niet met je eens zijn. Ik denk dat bijzonder onderwijs, zoals het nu is, bijdraagt aan het creëren van bubbels in onze samenleving. Moeten we dat nog wel willen, vraag ik me dan af. Is het niet beter om elkaar op te zoeken?”
Maar ja, wat is dan wél de manier? Verbieden? Toezicht houden? Alles in de mix gooien op één school? Martin denkt dat de toekomst zit in openbaar onderwijs met daarin goede, gepaste aandacht voor religie, al denkt hij niet dat dit snel de norm zal worden: “Geen politieke partij durft zijn vingers daar écht aan te branden. Het lijkt me in ieder geval een mooi idee dat we na scheiding tussen kerk en staat, ook scheiding tussen kerk en school zouden kunnen krijgen.”
Inmiddels werkt Martin als diversity officer bij de Faculteit der Geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam, en is hij gedragswetenschappelijk docent bij de huisartsenopleiding. “Artsen en huisartsen krijgen natuurlijk een dwarsdoorsnede van de hele samenleving in hun spreekkamer en dan is het belangrijk dat je weet hoe je daarmee moet omgaan. Ik vind het fijn om daar iets aan bij te kunnen dragen”, vertelt hij. “Het is een lange reis geweest, en ik heb er hard voor moeten werken, maar ik ben echt blij met waar ik zit. Ik leef hoe ik wíl leven in plaats van hoe ik ‘hoor te leven’, dat is een gigantisch verschil.”
Martin kijkt met gemixte gevoelens terug op de reformatorische bubbel waar hij zo lang in heeft geleefd, maar heeft niet alleen maar slechte herinneringen aan deze tijd. “Soms denk ik: ik zou bozer moeten zijn. Maar dat ben ik niet, ik vind vooral dat we dit soort gesprekken vaker en uitgebreider moeten gaan voeren. Het zou geweldig zijn als het in de toekomst voor andere kinderen en tieners niet meer zo moeilijk hoeft te zijn. Een beetje empathie goes a long way, zeker in een omgeving met veel regels en sociale controle. Luister gewoon eens naar iemand die anders is dan jij, in plaats van meteen een mening klaar te hebben. Dat is echt de essentie.”
Het beste van LINDA. direct in je mail? Meld je aan voor onze nieuwsbrief.
Anouk (34) is gay en gelovig: 'Ben alleen welkom als ik aanhoor dat ik naar de hel ga'Lees ook
Ellen Hensbergen is senior redacteur bij LINDA.nl en richt zich voornamelijk op persoonlijke verhalen en maatschappelijk relevante onderwerpen. Ze woont in hartje Amersfoort en bezoekt in haar vrije tijd het liefst een concert (of dertig).





