Eva* (31) is na jaren samenwonen weer vrijgezel, en dat bevalt prima. Op het daten na. In sprookjes gelovende mannen die nog thuis wonen, geen gehoor meer na ‘de leukste date ooit’ of bindingsangst (bij beide partijen): het is gewoon ruk.
Toch blijft ze het proberen, want iedereen wil af en toe wat gefriemel aan het lichaam. Deze keer: die ene keer in het bos
De man met wie ik al meerdere keren had afgesproken, bleek een voorliefde te hebben voor seks in het openbaar. Iets waarmee ik – tot dat moment – weinig geëxperimenteerd had, maar heel goed mee bleek te kunnen leven.
Die avond besloten we dan ook om ‘een rondje te gaan rijden met de auto’. Hij koos en klein bos uit, waar – naast het restaurant dat inmiddels gesloten was – ook een groot parkeerterrein was.
We parkeerden de auto en verdwenen hand in hand tussen de bomen. Niet de meest romantische plek, kwamen we achter. Maar wél lekker cliché. Bovendien was het donker, dus erg bang dat iemand ons op dat tijdstip zou zien, waren we niet.

Er stond een bankje waarop we het probeerden, maar deze bleek niet heel stabiel. Ook staand tegen een boom aan was vooral onpraktisch. Hij met zijn bijna twee meter, ik zo’n dertig centimeter kleiner.
De zin in elkaar verdween door ons geklungel. We waren ongeduldig, trokken aan elkaars kleren, maar zodra we dachten: dit is het moment, bleek het er eigenlijk alleen in ons hoofd érg leuk uit te zien.
Het lukte niet.
Dus liepen we, toch een klein beetje teleurgesteld, terug naar de auto. Maar de man met wie ik was gaf niet op. De bijrijdersstoel werd in de ligstand gezet met de mededeling of ik even bovenop hem wilde zitten. ‘En wat als er iemand aankomt?’, vroeg ik toch een beetje zenuwachtig. ‘Op dit tijdstip?’, antwoordde hij. ‘Bovendien, het is donker. Ze zien ons echt niet.’

Een stuk comfortabeler, zo’n ligstoel. Totdat ik iets hoorde. ‘Wat was dat?’, fluisterde ik.
Door het kleine autoraampje keek ik voorzichtig naar buiten, waar ik in het pikkedonker een vage schim zag van een hond. Hij dribbelde recht op ons af en liep enthousiast rondjes om de auto heen, terwijl zijn baasje naar hem op zoek was.
De hond werd geroepen, maar luisterde niet. Terwijl de hond ons vrolijk probeerde te begroetten, kwam de stem van zijn baasje steeds dichterbij. Ik probeerde mij alvast zo plat mogelijk te maken. Stil lag ik op de man onder mij, die tegelijkertijd ook nog stevig ín mij zat.
De man – nog steeds op zoek naar zijn hond – scheen plots met een zaklamp, vol op mijn blote billen. Ik begroef mijn hoofd in het borsthaar van de man onder mij, die zijn handen om mijn billen heen legde om ze nog enigszins te bedekken. Want als je je hoofd in het zand steekt, ziet de ander je ook niet. Toch?
Met lichte paniek in zijn stem riep de man zijn hond streng tot zich. Het licht van zijn zaklamp verdween richting het bos, in een snelle pas van ons vandaan.
De man onder mij begon zich alweer te verroeren. We kwamen immers met een missie, en die was nóg niet voltooid.
*Eva’s naam is gefingeerd. Haar echte naam is bekend bij de redactie.
