Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl iemand wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is zanger Diggy Dex (42) aan de beurt. Afgelopen week verscheen zijn nieuwe single Fotoboek, en in maart staat hij twee avonden in Carré.
Je zingt in je nieuwe single over een fotoboek dat je tegenkwam, ‘netjes en geordend’. Want dat zijn de fotoalbums in je familie?
“Ja, mijn moeder was en is nog steeds van de afdeling ‘netjes en geordend’, en mijn moeder is in onze familie Hoofd Fotoboeken. Er is met de digitalisering wel iets veranderd, maar ze heeft het bijhouden van die fotoboeken wel echt lang volgehouden. Het zijn die ouderwetse albums, met van dat dunne vloeipapier ertussen, en van die foto’s uit de jaren zeventig die een beetje oranje zijn geworden. Ik word daar altijd nostalgisch van.”
Je bezingt de gedachte dat die mensen in die fotoalbums zouden weten hoe hun leven na die foto’s verloopt. Maar je concludeert: ‘Misschien maar beter om later nog even te bewaren’. Hoe kwam je op die gedachte?
“Mijn vader is bijna anderhalf jaar geleden overleden. Ik was bij mijn moeder en zat oude fotoalbums te bekijken, met foto’s van mijn vader en moeder toen ze rond de twintig waren. Ik vond het allereerst al opvallend om ze zo ontzettend jong te zien; op de een of andere manier zijn je ouders in je hoofd altijd oud. Ik vond ook mooi om zo’n vijftig jaar na dato die foto’s te zien. Toen ik erover nadacht dat ze toen nog een heel leven voor zich hadden, kwam ik daarover schrijvend op de gedachte: stel je voor dat iemand je het fotoboek van je toékomst zou geven. En de vraag: zou je dan willen kijken? Het antwoord is toch: nee, dat wil je niet weten, net zoals je je sterfdatum niet wil weten.”
Toen jij zeven was schreef je een gedichtje voor Sinterklaas, dat je opnam in je boek Taalkunstenaars. Je moeder gaf les aan nieuwkomers, je vader schreef ook boeken. Je liefde voor taal was er altijd al?
“Ik schreef dat gedichtje toen me werd verteld dat de Goedheiligman maar een verzinsel was. Toen mocht ik meedoen met gedichten schrijven, en er is me altijd bijgebleven hoeveel energie ik daar van kreeg. Die voorliefde voor taal en die schik in mooie woorden werd ook altijd gestimuleerd thuis.”
Er wordt vrij veel gediscussieerd in het onderwijs en op opiniepagina’s over de vraag hoe je jongeren die jouw taalliefde niét van zichzelf hebben, toch aan het lezen zou kunnen krijgen. Wat denk jij?
“Ik denk dat in de basis sommige mensen taal leuk vinden en anderen niet. Dat was vroeger ook al zo: bij mij op school had je ook al mensen die het geen ruk interesseerde. Maar toen was er wel minder afleiding, omdat je nog geen social media of internet had. Dus je werd misschien net iets sneller naar een boek geleid. Maar door al die nieuwe middelen zou je het ook interessanter kunnen maken. Al blijft het zo dat de aandachtsspanne van ons korter is geworden.”
Die van jou zelf ook?
“Ja, ik merk zelf ook dat ik minder snel de rust vind dan vroeger en sneller ben afgeleid. Omdat ik een gezin heb nu, maar ook omdat ik sneller naar mijn telefoon grijp. Toen ik laatst op vakantie mijn telefoon écht weg legde, merkte ik dat het lezen een stuk sneller ging. In die zin moeten we echt iets strenger voor onszelf zijn, want als je na twee bladzijden weer even kijkt wie heeft geappt of Instagram checkt, ben je alweer uit je boek.”
Je echte naam is Koen Jansen. Heb je ooit overwogen onder die naam muziek te maken?
“Toen ik ging rappen was het heel logisch om een artiestennaam te nemen. Nas had dat ook en KRS-One, dus waarom wij dan niet? Dus Extince had het ook, en Def P ook. Ik heb nooit serieus overwogen mijn eigen naam te gebruiken, Diggy Dex voelde voor mij al snel heel normaal. Het is ook geen supersterrennaam als Ziggy Stardust. Een vriend van mij heeft het bedacht in een parkje op een vrijdagmiddag, toen ik nog op de middelbare school zat. Hij zei: ‘Jouw naam is Dexter, Diggy Dexter.’ Ik vond het gelijk grappig klinken, en het is meteen blijven hangen.”
Je hebt nummers geschreven voor nogal uiteenlopende artiesten. Van Guus Meeuwis tot Trijntje Oosterhuis, van Kinderen voor Kinderen tot André Hazes. Lukt het altíjd? Of blijkt het bij sommige artiesten niét te werken?
“Ik denk dat ik wel een redelijk inlevingsvermogen heb. Maar als iemand in een periode zit waarin hij eigenlijk even niet weet welke kant hij op wil, wordt het moeilijk. Als er geen visie is, merk je dat mensen met allemaal externe factoren op de proppen komen. Dan moet het nummer opeens radiovriendelijk zijn en mag het intro niet langer duren dan 4 seconden.”
Je was de eerste Nederlandse rapper ooit die in een uitverkocht Carré stond.
“We sluiten daar nu onze tournee af, maar in 2017 begonnen we daar. Gewoon omdat het kan. En omdat het vet is. Deze keer spelen we in de piste, zoals dat ook gebeurt in het circus. Je hebt niet veel zalen waarbij dat kan, in de rondte spelen, maar Carré is daar toch wel de perfecte zaal voor. Het heeft wat technische consequenties en heeft wat voeten in de aarde, maar het idee sprak enorm tot mijn verbeelding.”
Je was ooit een skater. Doe je het nog wel eens? En kun je het dan nog?
“Door de skateboard-video’s op VHS ben ik zelfs in de muziek terechtgekomen, en in de hiphop en rap. Ik doe het af en toe nog wel eens. De ollie en de kickflip beheers ik nog, maar als ik zie wat die kids tegenwoordig kunnen: echt niet normaal. Waanzinnig. En als je jong bent, denk je gewoon niet na. Dan ga je gewoon, huppakee, die ramp in of van dat muurtje af. Ik heb wel redelijk wat blessures opgelopen zo. Dat zou nu niet meer kunnen; dan ligt alles plat. Ik heb kinderen die naar school moeten worden gebracht en een band en een crew en een publiek waar ik het dan voor verpest. Ik surf en snowboard wel graag, en dat is ietsje minder gevaarlijk voor oude mannen van 42.”
Foto: Bob Bronshoff
