Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks het vuur aan de schenen. Deze week is Liesbeth Rasker (34) aan de beurt. Ze is columniste, schrijft boeken over reizen, maakt en presenteert verschillende podcasts en is de vrouw achter de populaire Instakroeg.
Elke maandag om 17 uur open je je eigen Instakroeg, waar jij de barvrouw bent. Hoe bedacht je dat, een online kroeg?
“Eigenlijk niét, het gebeurde gewoon. Begin vorig jaar ben ik twee maanden offline gegaan omdat ik ongelukkig was. Toen ik terugkwam op Instagram, voelde het als een bruine kroeg waar altijd iemand is – en ik ben erg van de kroegen. Dus ik deed een bijpraatrondje. Dat vond ik zo gezellig dat ik riep: ‘Laten we dit elke week doen’! Het was ook net na de lockdown, dus er was nog weinig te doen. Langzaam schavend heeft dit zijn vorm gevonden. Ik krijg duizenden berichtjes, die we ‘bonnetjes’ noemen, en daar kies ik er een paar uit. Wat ik leuk vind aan een échte bruine kroeg is dat je er altijd een bekende tegenkomt of nieuwe vrienden kunt maken. En dat je het echt overal over kunt hebben. Als je even gaat pissen en komt terug, zit je opeens in een totaal ander gesprek. Had je het net nog over de dood van je oma, gaat het opeens over slechte sex op een eerste date. Ook in de Instakroeg zijn daten en liefde wel echt by far de favoriete onderwerpen. Uiteindelijk draait het altijd weer uit op sex, haha!”
Als je alle kroegen waar jij graag komt in Nederland en het buitenland naast elkaar ligt, wat blijken dan de overeenkomsten?
“De bruine kroeg is wel echt een Nederlands concept, maar ik hou ook van een lekkere Ierse pub. En van historie; hou ouder, hoe beter. Ik wil het gevoel hebben dat ik op een plek zit waar al honderden jaren gesprekken worden gevoerd. Ik kan echt verdwalen in mijn fantasieën daarover. Graag met oude kleedjes op tafel; hoe kneuteriger, hoe beter. Inclusief oude foto’s aan de muur.”
Er bestaan ook kroegen die helemaal niet oud zijn, maar doen alsof. Met een inrichting uit de kringloop. Trap je daar in?
“Misschien overschat ik mezelf, maar ik meen te denken dat ik daar doorheen prik, dat verschil tussen echt en nep oud.”
Wat is je conclusie uit het succes van Kroegpraat? Een enorme behoefte aan contact, zeker na corona-jaren?
“Ik weet niet of het met de corona-tijd te maken heeft. Instagram gaat vaak heel erg om zenden. Ik ben blij dat dit een vorm is waarin dat een beetje wordt doorbroken. De meest gehoorde verzuchting die ik zie langskomen is: ‘Ik vind het zo fijn te lezen dat ik niet de enige ben die hier mee strugglet.’ Ik lees al die duizenden berichten, dus ik zie hoeveel overlap er in zit. En dus ook dat iedereen met dezelfde shit strugglet, alleen is die shit bij de een erger dan bij de ander. Dit is een safe space waar je elkaar niet uitlacht of veroordeelt en waar alle vragen welkom zijn.”
Zijn je bezoekers vooral vrouwen?
“Ja, het zijn 30.000 vrouwen en een handvol mannen. Als man ken je dat niet, maar de vrouwen-wc in een club is een domein van veiligheid en leukheid. Een soort gedeelde intimiteit. Die sfeer streef ik na. De mannen noemen wij ‘de mannen in de hoek’. Er zijn een stuk of 20 die actief meedoen. Die zeggen allemaal: ‘Ik snap niet dat niet meer mannen meedoen, het is echt een goudmijn aan informatie’.”
Je laatste boek heet ‘Solo reizen’. Bestond die term al toen jij in 2012 begon met reizen in je eentje?
“Ik was eigenlijk nooit van het reizen. Mijn vrienden maakten vaak backpackreizen, maar dat leek me vooral ongelooflijk oncomfortabel, onsmakelijk en ranzig. Ik had daar helemaal niks mee. Maar iedereen deed het en ik wilde er toch een beetje bij horen. Dus ik ben het toch ook maar gaan doen. Maar dan wel naar Mongolië. Omdat ik altijd een paardenmeisje ben geweest. En vast ook omdat ik het wel een mooi verhaal vond. Iedereen zei: ‘Mongólië, what the fuck?’ Niemand wilde mee. Dus eigenlijk was dat het verhaal en de term: ‘Niemand wilde mee’.”
Ben je inmiddels een backpacker, of vind je het nog steeds ranzig?
“Ik ben helemaal omgeslagen, het kan me inmiddels niet goor genoeg zijn. Ik slaap met veel plezier in slaapzalen en in gore treinen. Afzien maakt het alleen maar leuker.”
Je bent de dochter van een filmproducent en de eerste hoofdredactrice van de Nederlandse ‘Elle’. Dat klinkt als een creatief gezin. Was het dat ook?
“Zeker, maar niet op een kunstenaar-achtige manier. Ze werkten vooral allebei heel veel, wel honderd uur per week. Ik weet niet beter dan dat mijn vader met zijn neus in een filmscript zat. En ik ging vaak met mijn moeder mee naar de redactie. We hadden ook een batterij aan oppassen. Als mijn ouders iets voorál waren, was het eigenwijs. Ze hebben me altijd voorgehouden dat je vooral je eigen pad moet volgen.”
Je presenteert de podcast ‘Diplomatie Raakt’, waarin je Nederlandse ambassadeurs interviewt. Wat voor types blijken dat te zijn?
“Allemaal avonturiers. Je moet een beetje gek zijn om dat werk te doen. Om steeds vier jaar in een ander land te wonen, in soms heel erg complexe landen zoals Jemen. Het zijn mensen die soms hun leven in de waagschaal leggen voor het grotere goed. En ja, natuurlijk soms ook gewoon voor handelsbelangen. Maar het zijn echt allemaal heel interessante mensen met heel interessante levens, die daar goed over kunnen vertellen – want ook dat is hun vak.”
Reizen naar verre landen betekent meestal: vliegen. Hoe staat het met je vliegschaamte?
“Ik heb vooral angst voor vliegángst. En ik word een beetje kregel van de term ‘vliegschaamte’. Roxane van Iperen schreef ooit een schitterend essay voor Vrij Nederland. Over dat het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar consumenten een grote reden is dat het probleem niet wordt opgelost. Hoe meer wij elkaar betichten van vliegschaamte, hoe lekkerder het grote bedrijfsleven en overheden achterover kunnen leunen. Dat gezegd hebbende moet je natuurlijk wel ook je éigen verantwoordelijkheid nemen. De hoeveelheid vlieguren die ik pre-corona maakte kan ik ook niet meer naar mezelf verantwoorden. Maar vliegschaamte is niet het meest effectieve middel om iets aan het klimaat te doen.”
Je kreeg laatst in je Kroegpraat een vraag over je kat. Je vertelde dat je dáár wel moeite mee hebt bij reizen: je kat achterlaten. Het huilen van huis naar het station om de trein naar Schiphol te nemen: bedoelde je dat letterlijk?
“Ja, het afscheid is altijd groots en dramatisch, waarbij ik haar vertel hoeveel ik van haar hou. Maar ze kijkt dan niet alsof het haar een reet boeit.”
Foto: Bob Bronshoff