Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is schrijver en journalist Femmetje de Wind (48) aan de beurt. Over wandelaars, mannen en bladen.
Jullie schreven de roman Vier wandelaars en een Siciliaan met zijn vieren: jij, Roos Schlikker, Elle van Rijn en Marion Pauw. Hoe doe je dat zonder knallende ruzie te krijgen?
“Je moet het er natuurlijk wel eerst over eens zijn waar het verhaal over gaat, en waar het heen gaat. Maar iedere dag begon een ander met schrijven, en die had een bepaalde mate van vrijheid, en de volgende bouwde daar op voort. Dat was leuk, en maakte het tegelijk ingewikkeld. Ingewikkelder dan ik dacht, zeker in het laatste stadium, als alle details moeten blijven kloppen wanneer je iets kleins verandert. Leuk eraan is dat je elkaar echt kunt inspireren, en dat je vier karakters echt uit de verf moet laten komen zonder dat het ten koste gaat van het grote geheel. Ook leuk is natuurlijk dat schrijven op deze manier een keer niét alleen en eenzaam is.”
Jullie ging ook samen twee weken op reis. Hoe ingewikkeld was dat?
“Soms een beetje, omdat we elkaar bij het startpunt nog niet heel goed kenden. Maar we hadden afgesproken dat we elkaar altijd alles zouden vertellen, dat scheelt. Bovendien: als je samen op reis gaat voor een boek, is alles, ook iedere ergernis, instrumenteel, want je kunt het altijd gebruiken. Het is een soort schrijversversie van method acting.”
Die ‘wandelvakantie in de Italiaanse bergen’ met een ‘professionele gids’ waar de hoofdpersonen in jullie roman zich voor inschrijven, zou jou die trekken?
“Ik ben heel sportief, maar niet per se een wandelaar. Maar de vrouwen in ons verhaal staan allemaal op een kruispunt in hun leven, dus ze komen alle vier door omstandigheden terecht bij de behoefte om even wég te gaan. En dat kan ik me dan wel voorstellen. Al ligt het wel aan de plek. Het Pieterpad zou ik bijvoorbeeld dan weer niet lopen, dat lijkt me wat suf.”
Een citaat, van personage Bibi: ‘Ik zie al van jongs af aan ‘dode mensen’. Vroeger vond ik het heel normaal om met mijn overleden oma te praten en ook zat er altijd een oude man in ons huis die later niet echt bleek te bestaan. Althans, niet in stoffelijke vorm.’ Hoe kwam dit idee in jullie roman terecht?
“We waren op Sicilië, in Palermo, waar we sliepen in een heel oud gebouw, een eenvoudig hotel met van die langere donkere gangen. Toen vertelde Marion dat ze, voor ze gaat slapen, die kamer even cleart van alle negatieve energie. Ik vond het een grappig idee om daar iets mee te doen, omdat mijn personage, dat meer van de wetenschap is, met Marions personage op een kamer slaapt. Dit is een voorbeeld van iets dat je gewoon tegenkomt in het leven en dat we extra konden aanzetten in ons verhaal.”
Over ingewikkeld gesproken: je schrijft via je personage eigenlijk ook iets over je collega-auteur.
“Haha, ja, dat klopt. Als ik zo’n gewoonte van Marion echt beláchelijk zou vinden, dan zou het misschien wel ingewikkeld worden. En je moet elkaar ook wel vertrouwen op je bedoelingen: dat je iets niet uitvergroot om een ander voor gek te zetten. Maar natuurlijk, ik las ook wel eens passages van de andere drie waarvan ik dacht: wacht even, gaat dit over mij?”
Je hebt in Israël gestudeerd, onder meer aan de universiteit van Tel Aviv. Wat heb je daar geleerd?
“In Israël staat heel veel druk op de maatschappij. Kun je je nog herinneren dat we in Europa een paar keer achter elkaar aanslagen hadden, en mensen zich afvroegen of na Madrid, Londen en Parijs ook Amsterdam een keer aan de beurt zou zijn? Mensen gingen zich opeens afvragen of die man die daar loopt met dat koffertje misschien een terrorist kan zijn, of het wel een goed idee is naar een heel druk feest te gaan, waar alle nooduitgangen zijn. Nou, dát gevoel had ik in Tel Aviv, en ik heb dat ervaren als stressvol. Aan de andere kant kun je in het land fantastisch eten en uitgaan en naar het strand gaan, kun je er echt genieten van grote feesten zonder het geouwehoer over wie nu precies was uitgenodigd en wie niet. Dus er is aan de ene kant een enorme beklemming, en aan de andere kant een enorm gevoel van bevrijding. Dat maakt het leven er, is mijn ervaring, heel intens. Het haalt de contrasten in mensen naar boven, ook die in jezelf.”
Je hebt met je eigen uitgever in het vorige decennium samengewerkt met Peter R. de Vries, die bij jou een novelle schreef over zijn jeugdjaren. Hoe herinner je je die samenwerking?
“Als heel bijzonder, omdat hij een extreem soort loyaliteit had en helemaal voor de volle honderd procent voor dat boek ging, en hij in het eraan voorafgaande onderhandelingsproces bijna onbeweeglijk was. Ik vond dat totaal niet flexibel, maar ook heel fijn: hij was heel erg duidelijk. Op het moment dat de handtekeningen waren gezet, was de onflexibele houding op slag weg, en was hij vol vertrouwen, en zeldzaam secuur. Ik heb altijd respect gehad voor zijn principes. Die waren heilig, dat voelde je aan alles, en daar was hij heel transparant over.”
Je schreef elf jaar geleden een boek over mannen: Wat wil de man? Zou die allesomvattende vraag nu, in een andere tijd, een ander boek opleveren?
“Ik denk wel dat we meer nadenken over wat we wel of niet mogen zeggen. Mirjam van den Broeke, met wie ik het boek schreef, en ik gingen heel erg uit van onze eigen ervaringen. We hadden allebei een affaire gehad met Bram Moszkowicz en vonden het heel grappig om te ontdekken dat het script bij ons allebei precies hetzelfde was, tot en met de teksten waarmee hij afbelde. We dachten: dat is dus een bepaald type man. Dan moeten er meer types mannen zijn. Zo ontstond het idee voor een boek over de types mannen en de manier waarop je daar als vrouw mee moet omgaan. Het zou nu nog steeds geschreven kunnen worden, maar dan wel met wat meer oog voor diversiteit en inclusiviteit. Alleen niet meer door ons, denk ik, omdat wij nu anders in het leven staan.”
Je hebt verschillende bladen opgezet, waarvan Jackie misschien wel het meest joúw blad was. Heb je nog vertrouwen in de toekomst van bladen?
“Niet meer in de zin dat die bladen toonaangevend zijn, of dat merken bladen nog gebruiken om zich te positioneren. Dat tijdperk is wel echt voorbij. En als je me dan nu vraagt: waar is die functie dan door vervangen, dan heb ik ook niet echt een eenduidig antwoord. Een deeltje podcasts, een deeltje social media, een deeltje online nieuws en entertainment. Het is vooral allemaal gefragmenteerd. En denk maar eens na over hoe bladen en kranten nu gemaakt worden, dat ís natuurlijk ook ten dode opgeschreven. Ik bedoel: mensen maken nieuws, zetten dat op papier, dat wordt gedrukt, en dan komt iemand het in je brievenbus gooien. Als je daar over denkt in deze tijd, moet dat in enorme aantallen gebeuren wil het nog te bekostigen zijn.”
Bestaat de Jackie-vrouw nog?
“Het was de tijd van the sky is the limit, de tijd waarin alles kon, zonder gêne. Nu zijn we veel bewuster van wat we doen en wat voor impact dat heeft. Jackie ging uit van de gedachte dat je als hoogopgeleide vrouw ook geïnteresseerd kon zijn in lippenstift en jurkjes. De kosmopoliet, de Easy Jet-generatie die overal voor een weekend naar toe vloog. We waren jong, brutaal en fearless, maar deden ook echt rare dingen vanuit een idee dat álles kon en mogelijk was. Een maffia-special maken, en daarvoor de vriendin van Holleeder interviewen. En dan heel verbaasd zijn als we een advocaat aan de telefoon kregen.”
Foto: Bob Bronshoff