Leon Verdonschot legt voor LINDA. wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is cabaretier, schrijver en presentator Dolf Jansen (59) aan de beurt. Hij is herenigd met Hans Sibbel, alias Lebbis, en samen toeren ze dit hele najaar met hun oudejaarsvoorstelling SUBLIEM.
Je deelde vorige week op je socials een foto bij een barbershop. Je hebt al een eeuwigheid hetzelfde kapsel en nog nooit enige tekenen vertoond van baardgroei. Wat doe jij in een barbershop?
“Tussen mijn 19de en 40ste heb ik alle fouten gemaakt die je op kapselgebied kunt maken. Los van het feit dat ik het nogal lastig vind om met joú over kapsels te praten: wat ik nu heb, vind ik altijd prettig, want heel kort, geen gezeik en wat er staat, gebruik ik.”
Je was twee weken geleden bij een van de Nederlandse concerten van de inmiddels 73-jarige Bruce Springsteen. Wat heb jij, 14 jaar jonger, nog van hem kunnen leren?
“Los van het feit dat hij enkele talenten heeft die ik ontbeer, bijvoorbeeld die van songwriter, kan ik van hem veel leren als tekstschrijver, want hij heeft heel veel erg mooie teksten geschreven. Maar het meest leerzame is toch wel zijn lól van op het podium staan. Dat je dat mág doen, dat je dat kán doen. In mijn geval soms voor 100, soms voor 1000. In zijn geval soms voor 10.000, soms voor 50.000. Maar in beide gevallen: je hebt iets gemaakt, je hebt iets te vertellen, en hebt lol met de mensen om je heen en de mensen in de zaal. Ik hoop dat ik de energie van hem over 14 jaar nog steeds heb. En ik zie sowieso liever een rammelend bandje waarbij de ik de lol voel en de noodzaak om daar te staan, dan een band met goede liedjes die verveeld op het podium staat. Bij Bruce krijg je een heel goed bandje met heel goede liedjes én die lol en noodzaak. Dus ja…”
Je bent al jaren een fanatieke hardloper. Lang leek je tamelijk gefocust op, om niet te zeggen geobsedeerd door, het behalen van een finishtijd onder de 2 uur en dertig minuten. Hoe staat het daar inmiddels mee?
“Dat is een ingewikkelde. Ik heb ooit een keer onder die tijd gelopen, in 1985, maar ben lang bezig geweest met de 2 uur, dertig minuten en één seconde uit 2002. Dat is een fantastische tijd, zeker voor iemand van die leeftijd, maar ja: die twee seconden sneller, hè. Ik zou het zelf geen obsessie noemen, maar ik heb erna wel een paar keer in stilte in de verte gestaard. Inmiddels is het wel weggeëbd. Tot nu dan. Ik hou er wel van om voor mezelf een tijd te stellen als ik een wedstrijd loop, en dan ook een tijd die ik alleen maar kan lopen als alles meezit. Dat is ook een deel van de lol. Die andere 360 dagen ben ik daar niet mee bezig, dan heb ik niet eens een klok of stopwatch of app bij me, daar zit geen enkele druk op.”
Wat is je tip voor mensen die ook graag willen hardlopen maar denken ‘dat is alleen voor mensen die eruit zien als Dolf Jansen’?
“Dat is zeker niet waar, ik kan het mensen zelfs afraden. Als je helemaal van nul begint, ga dan gewoon lekker joggen of rennen of hoe je het ook wil noemen, ga ervan uit dat je dat een minuut of twee, drie kunt, wandel dan een minuut, doe het nog een keer, en nog een keer. Joggen-wandelen, joggen-wandelen, joggen-wandelen. Kijk wat je volhoudt, twee dagen later weer, en zie hoe het zes weken later voelt. En dan liever op een bospad of in het park dan langs een of andere weg. En reken erop dat het de eerste vijf, zes weken wat kost, en je lichaam af en toe zegt: wat gaan we nu doen? Je lichaam is dat immers niet gewend. Daarna zegt je lichaam dat nog steeds weleens, maar ook steeds vaker niét. Je moet even door die eerste vijf, zes weken heen. Het bekende ‘luisteren naar je lichaam’ is in hardlopen heel erg waar. Ik doe het zelf nu bijna 44 jaar. En ik ben er nog.”
Je bent artistiek hertrouwd met Lebbis: jullie gaan voor het eerst sinds 17 jaar weer samen spelen. Jullie lijst met shows dit jaar is indrukwekkend lang. Zo lang dat je denkt: er was destijds toch ook een reden dat je niét meer samen wilde spelen?
“Ik ben dit wel gewend: tachtig voorstellingen in vier maanden, dat doe ik al jaren. Meer past niet, minder vind ik te weinig. Ik vind het heerlijk. Het enige probleem ermee is dat je daarna een aankondiging van een concert ziet en dan niet blijkt te kunnen gaan. Ik heb er heel veel zin in. Toen we ooit begonnen, waren we twee mannetjes met veel tekst en veel grappen, en was het een kwestie van zorgen dat je aan het woord bleef, want als je even adem haalde kwam de ander ertussen. Onze toenmalige regisseur zei toen: ik heb nog nooit twee cabaretiers gezien met zoveel goeie grappen, en ik heb ook nog nooit twee cabaretiers gezien die zoveel goeie grappen zelf om zeep helpen.”
In de jaren ertussen hebben jullie allebei heel veel solo gespeeld. Wordt dat wennen, weer iemand naast je die je steeds interrumpeert?
“We gaan uitvinden wat er gebeurt, in dynamiek. En ook in energie. Er is verschil tussen ons beiden. In leeftijd en in hoe het leven gelopen is. Ik vind dat wel interessant: een balans vinden in dat verschil in energie en daar een geheel van maken. Maar desnoods rol ik Lebbis in een brancard op het podium met een infuus erboven.”
Je reist vooral met de tréin, ook in het buitenland. Wat heb je daar van geleerd?
“Ik ben wel echt een treinliefhebber. Niet dat ik alle dienstregelingen van Europa ken – ik zit niet het spectrum. Zover ik weet dan. Het leuke aan treinen vind ik de rustige overgang: je ziet langzaam het landschap veranderen. Ik gedij daar goed bij, lekker met een boek.”
De oudejaarsvoorstelling die je nu met Lebbis samen speelt, is voor jou de 35ste. Het hele jaar vatten in een tot anderhalf uur: hoeveel moeilijker is dat geworden in 35 jaar?
“Het komt vast vaker voor dat er incidenten of gebeurtenissen zijn waar anderen ook al iets over hebben gezegd of geschreven. Ik heb heel vaak gedachten waarvan ik denk: het kan toch niet zo zijn dat dit niet al door iemand anders is bedacht? En vaak is dat ook zo, of in ieder geval met gedachten die in de buurt komen. Maar ik probeer het altijd op mijn eigen manier te doen.”
Je bent ook oudejaarsvoorstellingen blijven doen toen ze niet werden uitgezonden. Moést het van jezelf?
“Ik vind het een leuke vorm, om elk jaar te bekijken waar we met zijn allen staan, weer een jaar later. En ik hou van spelen, dus ik had ieder jaar een excuus om dat tachtig keer te doen. En inderdaad, televisie is in de tussentijd veranderd: veel voorstellingen worden niet meer uitgezonden, en soms wel maar dan door zenders waar ik niet helemaal bij hoor. Dus jaren geleden heb ik besloten zelf net voor kerst een registratie te maken met vijf, zes camera’s in een mooie zaal, en die deel ik op 31 december, zodat iedereen het kan zien, ook mensen die niet konden komen, of geen geld hebben. Die aantallen komen natuurlijk nooit in de buurt van die op tv, maar dat vind ik geen punt. Het grappige is dat ik nog steeds mensen zie langskomen op twitter die een hekel aan me hebben en dan ook nu weer aankondigen dat ze ab-so-luut niet naar me gaan kijken op tv. Wat dus ook helemaal niet kán.”
