‘Ik heb jou nooit in de buik gevoeld’, zei ze ooit over haar zwangerschap. Ik denk daarom dat mijn moeder altijd een vreemde voor me was. Niemand van de familie staat zo ver van me af als zij. Ze komt nu ze Alzheimer heeft eindelijk dichterbij, zelfs zo dichtbij dat ik haar heb verdedigd.’
Ik ben tegenwoordig best veel met mam bezig. Tussen de honderden redactievragen en tig werkmails door lees ik in het digitale zorgverslag hoe het elke dag gaat in het tehuis. Dat het gewicht afneemt en onder de 45 kilo uitkomt, dat ze continu onrustig rondloopt, dingen jat van medebewoners en vervolgens zelf spullen kwijtmaakt. Dat ze boos is als een verzorger haar onder de douche zet.
Afgelopen week liep ze met twee horloges om haar linkerpols, waarvan ik er geen herkende. “Mam, zijn die wel van jou?” vroeg ik voorzichtig. Vol verbazing keek ze naar de gouden exemplaren en frummelde wat aan haar ring. Antwoord gaf ze niet.
Ik ontdekte een foto van een bruiloft met Italiaans ogende taferelen onder haar bed en bracht het naar de medewerkers. Mam droeg een sjaaltje (wél de hare), frummelde eraan, legde het weg. Deed het om en weer af. Stopte het in de kast, haalde het er na twee minuten weer uit. Zo gaat het nu met alles, mam wil iets, maar weet de juiste handelingen niet. Ze draait ’s nachts alle kranen open en als de verzorging daar iets van zegt, reageert ze fel.
Voor de zorg heb ik alle begrip, maar vandaag staat er iets verontrustends in het verslag. ‘U heeft een kort lontje’, lees ik in het systeem. Ene Els (er lopen zoveel medewerkers en er is 24-7 zorg) meldt dat mam zeer neerbuigend een medebewoner aan heeft gesproken: ‘Ik zag u met uw vingertje wijzen. En als u daar door mij op aangesproken wordt ‘loopt u de hele avond geïrriteerd rond.” Maar daar houdt het verhaal nog niet op.
‘U zit graag bij de verzorging, maar praat hard door ons gesprek heen. Als we daar wat van zeggen, wordt u boos.’ Dat ze een standje krijgt, snapt mam niet. En ik begrijp niet waarom ze haar die geven als ze drie minuten later al niet meer weet wat ze deed.
Veel bewoners zijn haar beu, omdat ook zij niet het besef hebben dat mam niet helemaal spoort. Ze reageren fel op mam, die er met hun spullen vandoor gaat. En terecht. Maar kun je iemand straffen die geen onderscheid meer kan maken tussen het mijn en dijn? Ze is altijd van het opruimen geweest. Ze weet nu alleen de handelingen niet meer. Net als naar het toilet gaan: wel een kraan opendraaien, niet op de pot zitten. Wel aan een sjaal frummelen, het niet om de hals laten. Ze kan acties niet meer koppelen en dat is al mensonterend genoeg.
Die middag na het verontrustende verslag breng ik haar spontaan een bezoek. “Ach”, zegt ze ontroerd zodra ze me ziet. Ik moet er bijna van huilen. “Is ze nu alweer gekrompen? Eet ze wel goed?” vraag ik de verzorgende. “Jazeker”, zegt zij. “Wat kan je moeder eten zeg!” Als we naar mams kamer lopen, zegt ze: “Die doet altijd net alsof ik gek ben.”
Ik leg een arm om mam heen, zij legt haar hoofd zacht tegen me aan. Ze wil wel knuffelen, maar kent de handelingen niet. Als ik thuis ben, geef ik een reactie in het zorgsysteem. Iets over ‘waarom een standje geven’ en dat ze ‘geen kleuter is’. Met de toevoeging dat ik ook begrijp dat het voor het zorgpersoneel ingewikkeld is. Voor wie is dat het niet? Maar mam mag zich dan wel als een kleuter gedragen, zo voelt ze zich echt niet. Het heeft even geduurd, maar op m’n 46e heb ik voor het eerst m’n moeder verdedigd.