Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is recherche-expert en voormalig elite-agent Jeroen de Rijke (51) aan de beurt, bekend van het programma Hunted. Over paranoïde gedrag, het seksleven van Italiaanse maffiabazen en creatieve ondernemers.
Je bent betrokken bij het tv-programma Hunted, waarin mensen drie weken uit handen moeten blijven van een speciale opsporingsdienst. Wat is de grootste valkuil?
“Je ziet over het algemeen dat ze zich onwijs opgejaagd voelen, en daardoor paranoïde gedrag gaan vertonen. Natuurlijk zetten we veel middelen en mensen in, maar als je de beperking daarvoor kent, zou je je best wat minder druk kunnen maken. Maar van de angst om herkend te worden en sporen achter te laten gaan mensen zich toch raar gedragen. Ze gaan dingen zien er echt niet zijn.”
Je hebt een boek geschreven over je ervaringen als elite-agent. In Onder Druk komt één woord vaak voor: adrenaline. Mis je die adrenaline wel eens?
“Als je ouder wordt, ga je op zoek naar ándere bronnen van adrenaline. Ik haal nu ook gezonde spanning, scherpte en plezier uit het ondernemerschap. Je hoeft ook niet altijd een ‘overload’ aan adrenaline in je lijf te hebben, dat is niet goed voor je.”
Je beschrijft in je boek criminelen die zoveel naar actiefilms of games hebben gekeken, dat ze denken dat ze in hun eentje een heel arrestatieteam kunnen verslaan. Zijn series en films ook voor jou zelf geschikte referenties voor het leven als rechercheur?
“Ik hou van series en films, en wanneer die over criminaliteit gaan zitten er soms zeker raakvlakken in met werksituaties. Al zijn die werksituaties vaak minder spectaculair, en vooral minder snel. Ik zag bij criminelen wel vaak kopieergedrag uit films of series, inclusief het geloof in een eigen onaantastbaarheid, een leven boven de wet. Maar precies die mensen zijn soms gevaarlijk, omdat ze onberekenbaar zijn, doordat ze denken overal mee weg te komen. En populaire series als ‘Mocro Maffia’ en ‘Undercover’ hebben wel verhaallijnen die echt gebeurd zijn, maar zelfs daarin is er wel sprake van romantisering van de ‘bad guy’.”
Dat blijft fascinerend. Ook in die series en films loopt het immers zelden goed af met de bad guy. En erg oud werd Tony Montana in het vaak gekopieerde Scarface ook niet.
“Haha! Misschien denken de mensen die het nadoen: dat gaat mij niet overkomen, ik kan dat veel beter. Ik ken mensen die uit een zekere noodgreep in de criminaliteit terecht zijn gekomen, maar ook veel mensen die dachten zich snel te verrijken, en de gevolgen niet konden overzien. Want je komt in een milieu terecht waar je moeilijk uit kunt komen en waar geweld niet wordt geschuwd.”
Toch lijk je zelf ook een ambivalente verhouding te hebben met criminelen. Je noemt ze in het boek ‘prutsers’, maar spreekt later ook van ‘creatieve ondernemers’.
“Eens. Het woord ‘prutsers’ heb ik gekozen omdat ik veel leed heb gezien dat mensen wordt aangedaan. Je ziet dat bijvoorbeeld vaak wanneer een criminele organisatie wordt opgerold: dan wordt op alle manieren geprobeerd getuigen te beïnvloeden, te intimideren of zelfs te liquideren. Ik vind dat je dan echt een prutser bent. Je hebt het geprobeerd, je bent tegen de lamp gelopen, en ik vind dat je dan ook de gevolgen moet dragen. Dat je met de beste advocaten probeert er het meeste uit te slepen, dat snap ik, maar accepteer wel je verlies.
Maar tegelijk: als je ziet hoe inventief criminelen kunnen zijn, bijvoorbeeld met smokkel van drugs of wapens, vind ik ze soms rete-creatief. Daar spreekt wel echt talent uit voor ondernemerschap of creatieve beroepen. Zeker van jonge criminelen denk ik: steek je talent nou ergens anders in, want je zou in een legale structuur veel kunnen bijdragen.”
Moest je afkicken van je gedrag als rechercheur?
“Ik had een soort radar ontwikkeld, waarbij ik overal gevaar zag, of risico’s. Nederland is in principe een heel veilig land, maar in dit werk ga je achter iedere boom een gevaar zien. Onbewust scande ik in iedere restaurant of café de omgeving en de sfeer. Dat heeft ook een voordeel: je hoeft er niet altijd iets mee te doén, maar je voelt wel onveilige of onprettige situaties sneller aan, waardoor je het gevaar vóór kunt zijn. Maar ik moest zeker een nieuwe balans zoeken. Het helpt ook om daar veel over te praten met anderen. Als mijn vrouw me in het begin van onze relatie bijvoorbeeld vertelde dat ze ’s nachts door Amsterdam fietste, zei ik dat ik haar kwam ophalen, en ze anders een taxi moest nemen of met vriendinnen moest mee fietsen. Maar zij zei: ‘Nee joh, dat doe ik al jaren, en is het gewoon heel veilig’. Die gesprekken zijn wel goed geweest. Ik overdreef misschien, zoals zij het misschien iets té naïef benaderde.”
Je schrijft in je boek: ‘In Nederland denken we dat er geen getto’s zijn, maar ik kan je sinds ik in Rotterdam heb gewerkt vertellen dat dat niet waar is. Integendeel. Rotterdam heeft getto’s waar zelfs de politie niet graag komt.’ Waarom niet?
“Heel vaak wordt de vergelijking met Amerika gemaakt om zulke wijken te relativeren, maar je zult er maar wonen, je zult daar maar ’s avonds je boodschappen moeten doen. Heel veel problemen in zo’n wijk komen op de schouders terecht van politie in uniform, en geen enkele politieagent is erop gebrand in een geweldssituatie terecht te komen. Zeker niet bij te weinig capaciteit, in een wijk waar sommige mensen denken boven de wet te leven. En als je in zo’n wijk niet zichtbaar bent als politie, pakken die mensen nog meer ruimte. Ik denk dat iedere grote stad dat soort wijken kent.”
Je beschrijft de arrestatie van een Italiaans maffia-kopstuk, op bezoek bij zijn Nederlandse minnares. Jullie moesten vooraf inschatten hoe lang iemand binnen is bij zijn minnares. Was dat op het moment zelf net zo grappig als achteraf?
“Haha! Nee, die pret vooraf was ook gigantisch. Alleen al de vraag aan collega’s wie ervaring heeft in deze situaties. Vervolgens de chef die belde om te vragen hoelang we bleven staan voor we in actie kwamen, omdat we in overuren werkten. En tot slot de vraag: gaan we meteen naar binnen, of gunnen we hem dit voorlopig laatste pleziertje nog?”
Is dat uitzonderlijk, zoveel plezier om een zaak?
“Ik moet nu aan een andere zaak denken, een undercoveractie waarbij iemand illegale wapens verkocht, die afkomstig waren uit het Oostblok. Maar die man wilde in bitcoins worden betaald. Daar was toen nog vrijwel niemand mee bezig, en wij hadden er alleen maar van gehoord. Dus wij moesten met de Officier van Justitie om de tafel, die we moesten uitleggen dat dit een grote kans was, maar dat de euro’s wel moesten worden om omgewisseld in bitcoins. Na een hoop bureaucratie lukte dat, en kochten we de wapens. Voor de zekerheid hadden we te veel bitcoins genomen, omdat tot het laatst onduidelijk was hoeveel wapens hij nou precies verkocht. Toen het onderzoek klaar was, moesten we de bitcoins terug ruilen naar euro’s, maar net in die week bleek de bitcoin maximaal door het dak te zijn gegaan.’ Lachend: ‘De volgens mij 10.000 euro die we over hadden, bleek opeens 50.000 euro waard. De paniek ging ineens niet meer over die zaak, maar over de vraag hoe we ooit konden verantwoorden dat we winst hadden gemaakt als politieorganisatie, en hoe we dat in vredesnaam in de boeken konden zetten.”
Foto: Bob Bronshoff