Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is acteur Huub Stapel (67) aan de beurt. Over zijn lessen over de Maas, over regisseurs die niet van acteurs houden (die andere Maas) en over zijn opgewonden kant.
Voor omroep MAX ga je binnenkort de kust volgen. Wat heb je van je vorige serie, Langs de Maas, geleerd over de Maas dat je als Limburger nog niet wist?
“Mijn verbazing begon al bij de bron van de Maas. Dat is een soort vierkante put, met op de bodem wat groene drab. Het ziet er werkelijk niet uit, pas kilometers verder wordt de Maas de stroom zoals wij die allemaal kennen. Ik ben ook bij de oorsprong van de Rijn geweest; een enorm meer. De bron van de Maas is vergeleken daarmee echt belachelijk.”
Je hebt vele jaren Stapel op Auto’s gepresenteerd, waarin je je liefde voor auto’s uitdroeg. Rijd je inmiddels een auto met een stekker?
“Nee, ik rijd nog steeds in een ouderwetse Volkswagen diesel. De Phaeton, een geweldige auto. Inmiddels ben ik aan mijn vierde toe. Het onderstel is van Bentley, dus je hebt het gevoel dat je veel chiquer rijdt dan de auto doet vermoeden. Top Gear noemde het ’the best car ever built’, maar in de doelgroep waar ze zich op richtten wilde niemand gezien worden met een Volkswagen-embleem op de kap. Ze zijn enorm gekelderd in waarde, daarom kan ik ze kopen.”
Je hebt ooit Ruud Lubbers gespeeld in een serie over hem. Was dat moeilijk?
“Als mensen een aantal heel specifieke eigenschappen hebben, waar je in je uitdrukking of fysiek iets mee kunt, is dat een ingang tot meer. Lubbers had een specifieke manier van praten, met vaak een pauze waarin hij sissend tussen zijn tanden inademde. Acteren is niet imiteren, dus die eigenschappen incorporeerde ik dan in mezelf. Je moet je éigen Ruud Lubbers maken. Hartstikke leuk om te doen was dat. Bij de grime hebben ze wenkbrauwen als die van hem opgeplakt; grappig hoe je dan meteen op hem gaat lijken. Op de Toneelschool zei een docent al dat ik een allemanshoofd heb. Ik heb ooit Spinoza gespeeld, en daar leek ik óók op. Zonder zijn benul dan.
Lubbers was een groot staatsman, die gestruikeld is over een affaire waarvan hij uiteindelijk is vrijgesproken. Die omgang van hem met vrouwen had hij altijd aan zijn kont hangen, en uiteindelijk is hij daarmee op zijn plaat gegaan. Nu wordt hij niet meer herinnerd als de staatsman die hij was, terwijl hij 86 keer zo goed was als Rutte.”
Op welke van al je rollen word je het vaakst aangesproken?
“Dat zijn toch de films van Dick Maas, en op televisiegebied vaak ‘Moeder, ik wil bij de revue’ en ook ‘De Partizanen’, geregisseerd door Theu Boermans, waar ik ook een Gouden Kalf voor heb gewonnen. Eigenlijk was het de simpelste rol die ik ooit heb gespeeld, vooral omdat het in het dialect was. Ik las het, en hoefde op slag niet meer na te denken over hoe ik die teksten moest uitspreken. Heel wonderlijk, alsof ik een oude jas aantrok.”
Wat is je herinnering aan die samenwerkingen met Dick Maas?
“Die zijn heel goed. Eerst kwam ‘De Lift’, toen kwam ‘Flodder’, waarvoor ik 14 kilo er bij had getraind. Vijf maanden in de sportschool met ene fysiotherapeut en een krachttrainer. Daarna begon het zich een beetje te wreken dat Dick eigenlijk niet van acteurs houdt. Dick straalt eigenlijk de hele tijd uit: als ik had kunnen acteren, had ik het zelf wel gedaan. Haha! Maar bij onze laatste samenwerking, bij ‘Sint’, was hij inmiddels getrouwd en had hij kinderen, en was dat harkerige en houterigere er helemaal af. Dat vond ik een erg leuke constatering. Over mijn herinneringen aan ‘Amsterdamned’ ligt helaas een zwarte deken, omdat ik bij de opnamen een dubbele hernia heb opgelopen, nadat de speedboot waar ik in zat met 70 kilometer per uur de kademuur in vloog. Als ik het stuur niet had vastgehouden, hadden ze me daaraf kunnen schrapen. Ik heb daar nog steeds permanente uitval in mijn rechterarm van. In ‘Ferry’ schiet Frank Lammers me op een gegeven moment dood, dat vallen heb ik zelf gedaan. Maar alle andere stunts niet meer.”
Tussen alle klassiekers waar je in speelt, staat ook een film die een paar keer is uitgeroepen tot de slechtste Nederlandse film aller tijden, en die op de International Movie Data Base een scoort behaalt van 2,9.
“’De Zeemeerman’! Haha. Ik weet nog dat ik op de première ben weggelopen, omdat al onze stemmen een octaaf hoger klonken. Hij bleek iets sneller te worden afgespeeld. De reden was dat er dan een film extra per dag kon worden gedraaid. Ik heb de rest van de film nooit meer gezien, het is nooit meer goed gekomen. En ik neem natuurlijk ook wel eens rollen aan voor de belasting; niet iedere beslissing die ik neem is een artistieke. Ik hoef me in dat opzicht niet chiquer voor te doen dan ik ben.”
Je hebt jezelf ooit omschreven als een ‘opgewonden mannetje’. Waar uit die opgewonden kant zich?
“Die zit met name in het feit dat ik door twee heel leuke ouders, die zelf door hun eigen goedheid bijna hun hele leven zijn opgelicht, ben opgevoed met een groot rechtvaardigheidsgevoel. Ik erger me dus enorm aan bijvoorbeeld het koningshuis, aan dat systeem van erfopvolging. Omdat jouw voorvader drie eeuwen geleden op een paard heeft gezeten, mag jij nu op zijn plaats zitten, terwijl je elke sociale antenne mist. Daar kan ik me ongelooflijk over opwinden, net als over de Toeslagenaffaire, of het Groningse gas, of elke andere situatie waarin de gewone man wordt gepiepeld door een spook dat boven hem hangt, en waar hij geen enkel contact mee krijgt. Ik heb wel eens het verwijt gekregen dat ik zo tegen het koningshuis ben uit jaloezie, omdat ik geen lintje heb. Nou, ik zou nog geen lintje wíllen van die laaielichters, al werd het me rectaal ingebracht.”
Klopt het dat je van vier scholen bent gestuurd?
“Even tellen… Nee. Van twee. De mavo in Reuver heb ik gewoon afgemaakt, en van de havo ben ik zelf weggegaan. Het was het laatste jaar waarin je met een mavodiploma toch naar het hbo mocht. Toen heb ik me voor vier verschillende hbo-opleidingen opgegeven, eigenlijk niet eens wetend waarvoor precies. Voor de Academie voor Euritmie, een heel linkse sociale academie, en ook voor de Toneelschool in Maastricht, waar ik toelatingsexamen heb gedaan. Daar was het oordeel: ‘Er is geen talent en ook geen zicht op de ontwikkeling van enig talent de komende jaren.'”
Wat is een academie voor Euritmie?
“Volgens mij iets met muziek en beweging. Wacht, ik zoek het nu meteen op…Ja! ‘Harmonische beweging en expressieve danskunst.’ Ik lees nu dat het ook wordt ingezet bij therapeutische processen. Zo, nu jij weer.”
Foto: Bob Bronshoff