Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is schrijfster Tahmina Akefi (39) aan de beurt. Vandaag verschijnt haar boek Mijn Grote Liefde, over haar leven met Peter R. de Vries.
In het voorwoord schrijf je dat Peter R. de Vries net als je ouders ‘zuiver, puur en integer’ was. Dat zijn nogal grote woorden. Wat betekenen ze volgens jou?
“Voor honderd procent gelden ze voor niemand, maar het gaat mij om hoe iemand in het leven staat, waar hij voor staat, hoe hij handelt en andere mensen behandelt wanneer het erop aankomt, wanneer het leven zich tegen ze keert. Ik heb Peter leren kennen als iemand die je kon vertrouwen, op wie je kon bouwen. Hij zei altijd dat hij zichzelf aan het eind van de dag recht in de spiegel moest kunnen aankijken. In die zes jaar met hem heb ik nooit gedacht: hij liegt tegen me. Ook al was de werkelijkheid pijnlijk, daar koos hij altijd voor, niet voor een omweggetje.”
Enkele hoofdstukken in je boek zijn geschreven door Peter: de oorspronkelijke bedoeling was dat jullie de hoofdstukken om en om zouden schrijven. In één van zijn eigen hoofdstukken beschrijft hij hoe stipt, punctueel en precies hij is. Dat noemt hij ‘een tikkeltje dwangmatig’. Dat lijkt een understatement. Kon hij omgaan met mensen die veel slordiger of luier zijn?
“Hij verwachtte die instelling wel van mensen in zijn omgeving. Je kiest nou eenmaal ook de mensen met wie je je omringt. Hij was heel erg geordend. Maar in alle eerlijkheid: zijn bureau kon ook wel een puinhoop zijn, de ordening nam ook weer geen ziekelijke vormen aan.”
Welk van die dwangmatigheden vond jij het meest amusant?
“De drang om te gaan sporten. Ik vond een uur wandelen al sporten, en dan nam ik het liefst ook nog de korte route. Daar kon hij wel om lachen. Als we gingen bootcampen, moest hij altijd nog één keer extra de trappen op: toch laten zien dat hij dat nog kon.”
Uit jouw en ook zijn eigen hoofdstukken stijgt de indruk op dat hij ouder worden lastig vond.
“Ja, dat had hij wel, ja. Hij vond dat niet fijn. Hij merkte dat hij lichamelijk niet meer zo was als tien jaar geleden. Ik zag hem op vakanties tijdens het beklimmen van heuvels alle jongeren van dertig voorbijsnellen, terwijl ik nog hijgend op de eerste trede zat. Maar hij wist dan ook hoe het tien jaar ervoor was, en met dat verschil had hij moeite. Dus ging hij nóg harder sporten en nóg meer zijn best doen. Toen zijn eerste kleinkind werd geboren en mensen zeiden ‘Gefeliciteerd, opa’ vond hij dat niet leuk: hij wilde dat ze gewoon ‘Peter’ zeiden.”
Je lijkt tegen hem op te kijken, en zijn werk zou nooit wijken waarvoor dan ook. Zou je zeggen dat er sprake was van een gelijkwaardige relatie tussen jullie?
“Ja, ook al was er heel veel verschil tussen ons, zeker ogenschijnlijk. Maar we zaten op dezelfde golflengte, één blik was genoeg. We kwamen ook uit een vergelijkbare wereld: de journalistiek, met een liefde voor schrijven. Onze connectie ging verder dan alle verschillen. Een verschil was natuurlijk bijvoorbeeld onze leeftijd, maar ook zijn positie. Maar in een liefdesrelatie doet dat er uiteindelijk niet toe. Ik zou trouwens niet zeggen dat ik tegen hem opkeek, maar ik had wel veel respect voor de grootse en waardige manier waarop hij met dingen omging, ook met tegenslagen.”
Je hebt ervoor gekozen in het deel van het boek dat je zonder hem moest afmaken te citeren uit briefjes van hem. Hoe heb je de afweging gemaakt of je dat niet té intiem vond? Voor jezelf, voor hem, voor zijn andere nabestaanden.
“Toen zijn vriend Peter Schouten het manuscript las, zei hij dat hij nog wel twintig hoofdstukken over onze liefde had willen lezen. Ga er maar van uit dat ik lang niet alles heb verteld, en ook lang niet alle brieven heb gebruikt – ik heb meer dan 150 brieven van Peter. Kijk, als je een boek schrijft maak je een plan, en bij dat plan hoort een doel. Ons doel van dit boek was om te laten zien hoe bijzonder die liefde was, en om dat te vereeuwigen – Peter was van het vereeuwigen. Ik heb dat gedaan door uit enkele van die brieven te citeren, en één brief te laten zien met een foto. Er waren ook mensen die zeiden dat ik tien, vijftien brieven moest fotograferen en laten zien in het boek, omdat daaruit blijkt wat Peter heeft gezegd en hoe hij tegen onze relatie aankeek. Maar ik heb nooit de behoefte gehad om dat te bewijzen. Ik heb me gewoon aan het plan gehouden van Peter en mij. Toen hij begon met het schrijven van brieven, zette hij er trouwens nooit een datum boven. Nadat het idee voor het boek was geboren, heb ik hem gevraagd er voortaan data boven te zetten, omdat ik ze wilde gebruiken voor het boek en dan wel moest weten van wanneer ze waren. Vanaf dat moment zette hij er altijd een datum boven.
Maar ja, om je vraag volledig te beantwoorden: ik kan me voorstellen dat het soms confronterend kán zijn voor sommige andere mensen. Maar Connie Palmen heeft ooit gezegd dat je als schrijver een Judas wordt op het moment dat je een pen oppakt. Als schrijvers zichzelf gaan censureren om anderen te sparen, zou de helft van alle boeken nooit verschijnen. Ik heb gehandeld volgens het idee van Peter: dat ik op het eind van de dag mezelf in de spiegel kan aankijken.”
Hij schrijft in je boek ook over de aard van die vriendschap met Heineken-ontvoerder Cor van Hout, en stelt dat dergelijke vriendschappen zich eigenlijk niet in woorden laten uitdrukken. Hoe lastig was het dat bij liefde wél te doen?
“Dat was niet gemakkelijk, nee. Soms zijn er geen woorden om te beschrijven wat je écht voel, je probeert zo dicht mogelijk in de buurt te komen. Ook daarom heb ik soms zijn brieven gebruikt, omdat ik dan vond dat hij het beter deed.”
Jullie ontmoetten elkaar toen jullie samen aan tafel zaten bij Pauw. Jij zat daar toen omdat je een opiniestuk in NRC had geschreven over het vluchtelingenbeleid, omdat je als kind van gevluchte ouders daar niet meer over wilde zwijgen. Het is nu zeven jaar later en we kennen allemaal de beelden uit Ter Apel. Hoe groot is de aandrang om over dat onderwerp opnieuw te schrijven?
“Er is niet veel verbeterd, inderdaad. Maar sinds het verlies van Peter is er geen ruimte in mijn hoofd voor andere nare dingen, hoe vervelend ik dat ook vind. Ik heb geprobeerd mijn werk voort te zetten en ik heb geschreven. Toen de Taliban weer aan de macht kwam in Afghanistan, zeiden veel mensen tegen me: wat erg, hè? En dat is het ook, het is verschrikkelijk, maar ik voélde het niet. Niéts is erg vergeleken met het verlies van Peter. Er lijkt in mijn hoofd en in mijn hart geen ruimte voor iets anders. Ik hoop dat dat verandert, dat ik die ruimte en energie weer terugkrijg.”
Omdat een van rechters is geëmigreerd, moet de rechtszaak tegen de twee verdachten van de moord op Peter opnieuw worden behandeld. Dat betekent: nieuwe zittingen, en een enorme vertraging van het vonnis. Wat betekent dat voor jou?
“Een klap in mijn gezicht. Het wordt steeds pijnlijker en ingewikkelder en gaat steeds langer duren, waardoor je eigenlijk niet toekomt aan rouwen. Je moet iedere keer weer in dezelfde ruimte zitten met mensen die hem van het leven hebben beroofd, steeds word je geconfronteerd met de details van de aanslag. Het is eigenlijk onmenselijk.”
Foto: Bob Bronshoff