De plaatjesbeugel takelt te snel af; er is een elastiek kwijt en er steekt een onderdeel in Puck d’r wang, dus de noodafspraak bij de orthodontist is gemaakt. De eerste keer was papa mee en daarna ging ze alleen. Ze is net dertien, dus ik vond daar wat van.
We melden ons bij de receptie. Het gebouw dat er van buiten statig uitziet, kraakt binnen bij elke beweging. De wachtkamer volgt na een lange trap omhoog, op de eerste verdieping. Een vader begroet ons met een knik. Zijn zoon, keurige scheiding in het haar, verveelt zich en wipt met het been.
“Renske, kamer 1.” Ik schrik en kijk naar de speaker waar het bedompte geluid uit komt. Het meisje links van ons staat op en loopt de trap af naar beneden. “Tim, kamer 2”, klinkt het niet veel later. De jongen trekt de kraag van het windjack omhoog en loopt langs zijn vader de wachtkamer uit. Hij neemt de trap naar boven. Ondertussen komt er nieuw volk binnen: een pubermeisje dat een net te lange pony telkens wegblaast.
“Puck, kamer 1.” “Hey”, zeg ik verbaasd, “Wat hebben ze met Renske gedaan, dan?” De vader lacht. “Ja, dat weet je hier nooit.” Ik wil ook opstaan. “Nee mam, je kunt en mag niet mee. Kijk.” Puck wijst, terwijl ze wegloopt, naar een papier op de muur. Het was me nog niet opgevallen, omdat ik te druk was met de bijzondere gang van zaken en het traplopen.
‘Voor de rust in de praktijk en de concentratie van de behandelaars mogen er geen begeleiders mee in de behandelkamer’, lees ik, zacht maar hardop. ‘Als je een vraag hebt, kun je die gerust stellen maar bij voorkeur via mail.’ De man gooit theatraal de handen omhoog. “Sympathiek”, zeg ik. Ondertussen smijt een jongen, vlak voor de wachtkamer, een loodzware rugzak op de grond.
“Alex, kamer 3.” De jongen draait meteen om en loopt de trap omhoog. “Er is nóg een kamer?” zeg ik verbaasd. De man lacht. Waarom zijn de jongens hier allemaal drie koppen kleiner dan de meiden? Voor ik het weet is Tim terug, z’n vader zegt gedag in het voorbijgaan, de blazende pony mag ook een kamer in maar ik ben de tel volledig kwijt.
Nu snap ik waarom de ex Puck alleen liet gaan, je zit er als ouder voor Jan Lul bij. Wie weet wat er allemaal gebeurt want het is hier blijkbaar aan de lopende band aan kindergebitten sleutelen. Weerloze pubers met gereedschap in hun strot. Monddood gemaakt. Dat werkt ongetwijfeld een stuk lekkerder zonder ouders die zestien vragen stellen. Waar heb ik eigenlijk last van als ik dat briefje lees, vraag ik me af. Van complete moeder-overschatting, vrees ik.
Feit is dat ik als een hond zit te kwispelen als Puck de wachtkamer in komt lopen. “En”, vraag ik. “Heb je andere elastiekjes?” “Ik moet eerst naar de receptie om de andere afspraak te verzetten.” “Kan het dinsdagochtend over twee weken?”, vraagt de vrouw. “Ja”, zegt Puck, nog voordat ik in de telefoon heb kunnen kijken of ik dan tijd heb.
Als we twee minuten later naar buiten lopen zegt Puck: “Waarom zit je de hele tijd te glimlachen?” “Dit hele gebeuren werkt op mijn lachspieren. De kamers, de twaalf trappen, de stem door de speaker. Het briefje dat je niet mee mag en vragen via de mail kunt stellen.” Voor de grap voeg ik eraan toe: “Meid, ze hebben toch niet aan je gezeten?” “Natuurlijk wel, ik heb nieuwe elastiekjes en jij ziet niet eens dat ik een andere kleur heb!” “Aha”, zeg ik, “ik zie het; van licht naar donkerblauw. Dat was ze natuurlijk nooit zo snel gelukt met een ouder erbij”, zeg ik sarcastisch. “Je kunt inderdaad best alleen naar de orthodontist, Puck.” “Ja, hè”, zegt ze volwassen. “Maar wat is dat… een klucht?”