Via de moeder van vriendje Ed ging er destijds een wereld voor me open: Marga was Gierige Gerda en ‘Extreme Couponing’ ver vooruit. Door Marga ontdekte ik dat koopjesjagen niet per se noodzaak is, maar ook een ware obsessie kan zijn.
“Daar gaat ze weer”, zei Ed als we met de auto langs z’n moeder reden op de grote weg. Zij, een petite veertigplusser, op de Gazelle met loodzware fietstassen. “Op weg naar de zoveelste aanbieding… in God weet ik waar.” Hij schaamde zich kapot voor z’n moeder. Ik verbaasde me over haar gepassioneerde strooptochten: “Maar jullie hebben toch geld zat?”
Marga spitte fanatiek reclamefolders door en wist elke week precies welke producten waar in de scherpste aanbieding waren. Als ze een compliment kreeg over haar kleding, zei ze trots: “Hoe duur denk je dat die blouse was?” Iedereen gokte verkeerd. “Vijf gulden. Maar vijf gulden! In de uitverkoop bij C&A, goed hé?” Ze straalde vol trots. Ik kende dit gedrag van huis uit niet, en vond het schattig. Ed dacht daar heel anders over.
Jaren later bleef ik aan een man haken die karig was opgevoed. Die introduceerde, naast saaie zitverjaardagen, de flessenlikker in mijn leven. En het fenomeen: knippen van de tube voor het laatste restje tandpasta. Wist je dat je van lege plastic anderhalve liter melkflessen een schep kunt knippen? Ik na die relatie wel. Als we bij m’n schoonmoeder langskwamen en daar gebak bij de koffie kregen, vroeg ze: “En… smaakt het?” Uit beleefdheid knikte je, ook al kwamen je tanden nauwelijks door de taaie moorkop. “Ze zijn van gisteren. De bakker verkocht ze voor tachtig cent vanochtend. “Ach”, zei hij dan in de auto op de terugweg. “Mam heeft de oorlog nog meegemaakt.”
Begrijp me niet verkeerd, als je elke cent moet omdraaien dan is budgetteren allesbehalve gierig. Het is pure noodzaak. Ooit was er een fase in mijn leven dat ik op de cent nauwkeurig bijhield wat ik uitgaf. Er was geen ruimte voor spontaniteit. Zelfs een weekend naar m’n ouders moest ik incalculeren. Wekenlang at ik alleen maar rijst met doperwten, omdat ik een oude laptop had aangeschaft. Maar echt arm, nee, dat ben ik niet geweest.
Gierig ben je als je genoeg geld verdient en niks wilt uitgeven. Als je heel vaak ‘je bent een dief van je eigen portemonnee’ tegen anderen zegt, ben je er waarschijnlijk ook een. Ed en zijn ouders woonden in een villa met Britse tuin en sauna, vader was directeur. Toch schuimde Marga wekelijks omliggende dorpen af voor de goedkoopste zak aardappelen. Aardappelen! En de moeder met de moorkop had een vet pensioen en hypotheekvrij huis aan zee. Behalve de relatie met geld was er niks armoedigs aan haar leven.
Voor mij is tijd geld, dus ik ben al blij als ik alle boodschappen eens bij dezelfde winkel, of in hetzelfde winkelcentrum, kan inkopen. Vooral aan het begin van de maand kan ik me veroorloven niet erg op de prijs te letten. Bij de pomp schrik ik bij elke tankbeurt. Toch ga ik er gek genoeg niet zuiniger om rijden. Ik weet het: ik ben een dief van mijn portemonnee. Of gewoon te lui.
“Als het er eenmaal in zit, krijg je dat er nooit meer uit”, zegt mijn vriendin Laura (41) overtuigd als ik het er met haar toevallig over heb. “Mam moest in het begin als alleenstaande moeder alle eindjes aan elkaar knopen. Toen het later veel beter ging en ze een rijke man aan de haak sloeg, bleef ze extreem gierig. Op kinderverjaardagen kregen we altijd frisdrank (3ES natuurlijk) met van die suffe rietjes, omdat ze die dingen na gebruik altijd in de vaatwasser stopte.”
“Wat ik echt erg vond was die dag dat we ineens kettingsnoep in huis hadden. Mijn broertje en ik waren dolblij, al hingen ze niet aan de ketting maar lag het los in de trommel. Een dag na de vondst ontdekte ik de verpakking in een prullenmand. Alle snoepjes kwamen van de eetbare lingerie van de Xenos. Mam had een beha en een slip gekocht, die na carnaval in de aanbieding waren. Ze had alle veters doorgeknipt en de snoepjes in een pot gestopt. Ik bedoel maar: wat kost een zakje snoep überhaupt?”
“Ik kan er nu om lachen”, zegt Laura. “Maar ik pest mijn moeder nog wel eens met hoe vreselijk ze was. En dat ik me dood schaamde als ik jarig was. Zij nodigde op de lagere school vriendinnen uit voor een zwemfeestje. Maar we gingen heus niet naar een zwembad. In plaats daarvan had ze blauw crêpepapier op de vloer in de woonkamer gelegd. Muziekje erbij aan. ‘Leuk toch? Noem het maar een cocktail party’, zei ze dan. Stonden we daar, in onze droge zwempakjes met frisdrank en slappe rietjes ….”