Mehmet is een flierefluiter, volgens mijn vriendin die de kaart heeft gelegd. Een flierefluiter. Ik associeer dat eigenlijk met een vrolijke boerenkinkel, die met een strootje tussen zijn tanden achterover in het hooi ligt, of op zijn klompen door de weilanden flierefluit. Geen man waar je natte sokken van krijgt of anxiety.
Dit laatste krijg ik van Mehmet, ware het niet dat mijn verdriet om ons hondje nu de boventoon voert. Nadat we hem van de week hebben moeten laten inslapen, huilen mijn dochter en ik alleen nog maar.
Vandaag is het definitieve afscheid van Muus, zoals onze chihuahua heet. Het is een prachtige woensdagmiddag. Het zonnetje schijnt. Mijn vriendinnen zijn naar de begraafplaats gekomen en we mogen hem om de beurt nog even zien voordat hij voorgoed zijn prachtige rieten mandje ingaat.
We kunnen niet zeggen: “Het is goed zo”. Mijn dochter en ik blijven hem aaien. We houden nog één keer zijn pootje vast dat zo koud aanvoelt, nog één kriebeltje achter zijn oortje. Dan kijken we elkaar aan met een blik van verstandhouding en geven vervolgens de meneer van de begraafplaats een knikje. Stilzwijgend begrijpt hij ons en tilt Muus plechtig in het mandje. We mogen zelf de deksel dichtdoen. Dag Muus, dag lieve, lieve Muus.
Mijn dochter draagt hem over een landweggetje, naar zijn grafje. Ik hinkel met mijn gipsbeen op krukken erachteraan, de vriendinnen in onze kielzog. Muus’ grafje is naast dat van een dikke poes, te zien aan de foto die de baasjes hebben neergezet. Ach, al dat verdriet hier, uitgedrukt in bloemen, fotolijstjes en steentjes met namen als ‘Miko’, ‘Dibbes’ en ‘Floof’.
Net als op een grotemensenbegrafenis mogen we allemaal een schepje zand op het mandje gooien als die is neergelaten. Ten slotte gaan de bloemetjes die de vriendinnen hebben meegenomen erop en dat is het dan. Het enige dat ontbreekt is de koffie en de cake.
We gaan naar huis en proberen een beetje tv te kijken en ‘gewoon’ te doen. ’s Avonds belt Mehmet om te vragen hoe het was en dan wordt het stil van zijn kant. Ik app nog wat in de komende dagen, maar de antwoorden zijn kort of alleen een emoji. En daar heb ik toch zo godsgruwelijk de schurft aan. Is het te veel moeite om even een zin op te tikken?
Bijna een week lang hoor ik niets van hem. Een tergende week. Dit is nog nooit gebeurd. Ik kan niet anders dan concluderen dat hij geen belangstelling meer heeft, maar hoe is dat in hemelsnaam mogelijk? Geen ruzie, geen verveling, geweldige seks. Wat is er gebeurd? Het is zo onaf.
Uiteindelijk besluit ik hem te appen, want om na een relatie van een jaar de liefde als een nachtkaars uit te laten gaan, vind ik niet te pruimen. Ik tik: ‘Dit voelt zo naar, deze stilte. Dit had zo niet gehoeven. Je kunt altijd eerlijk zeggen dat je er geen zin meer in hebt. Het is nu zo respectloos naar mij en wat we hadden. Waarin je zo vertrouwd raakt met die ander. Jammer dat je vindt dat je het op deze manier moet beëindigen.’
Maar eigenlijk geloof ik helemaal niet dat hij het echt uit wil maken. Ik voel de verbinding nog steeds. Ik wacht ook even voordat ik op ‘verzenden’ druk. Maar na vijf minuten hangen stuur ik het.
Hij appt direct terug: ‘Schat. Stilte? Jij zegt zelf niks.’
‘We kennen elkaar nu een jaar en we hebben nog nooit zolang elkaar niet gezien of gesproken,’ antwoord ik.
‘Ja weet ik, maar ik heb gezegd waardoor. Verbouwing. Heb echt veel aan mijn hoofd. We bellen straks wel.’
Een van mijn vriendinnen is net aangekomen als hij aan het eind van de middag belt. Ik zonder me even af naar de slaapkamer. “En… What’s the tea?” vraag ik.
“Schat, ik voel me gewoon niet oké. Ik heb nergens zin in. Niet in mijn vrienden, niet in mijn werk…”
“En niet in mij?”
“Gewoon in niks”, draait hij eromheen. Hij gaat nog even door over hoe druk hij het heeft, hoe moe hij is en hoe leeg hij zich voelt.
“Even voor alle duidelijkheid, maak je het nu uit?”, vraag ik eigenlijk vol ongeloof.
“Ik wil gewoon even niets”, is zijn antwoord.
“Oké, dan heb ik daar niets meer op te zeggen…”
We hangen op. Ik blijf nog even beteuterd op de rand van mijn bed zitten voor ik naar beneden ga.
“En?” vraagt mijn vriendin nieuwsgierig.
“Hij heeft het uitgemaakt”, zeg ik ietwat beduusd. “Mehmet heeft het gewoon uitgemaakt. Met mij…”
We kijken elkaar aan. “Huh? Dat geloof ik niet. Wat zei hij dan precies?!”
Ik herhaal het gesprek. Ik huil niet, ik ben eigenlijk te verbaasd. “Mijn Mehmet… heeft het gewoon uitgemaakt,” herhaal ik alsof ik mezelf moet overtuigen. “Hoezo dan? Ik claim niet, ik vraag niet…”
En hoe onterecht ook, ik verval bijna automatisch in zelftwijfel. Ben ik niet mooi genoeg, niet geil genoeg, niet lief genoeg, niet lekker genoeg? Of gewoon niet genoeg?
“Tijd voor drank”, zegt mijn vriendin. Het is tenslotte half zes, dus het kan. Terwijl ze onze glazen veel te vol schenkt, zegt ze: “Wat een lul. Hij had zijn dikke knuisten moeten dichtknijpen dat hij jou had. Hoezo niet mooi genoeg? Of niet leuk genoeg?! Hou op zeg! Je bent mooi en uniek!” Ze trekt me voor de spiegel, slaat haar arm om me heen en vervolgt: “Luister goed! De Mona Lisa is nog steeds de Mona Lisa, ook al gaat in het Louvre het licht uit…”
