Ik weet niet waarom, maar ik heb nog geen traan om Mehmet gelaten. Althans tot nu toe. Waarschijnlijk leef ik nog in de verwondering. Ik zag het niet aankomen. Ben er nog beduusd van. Het gemis is er echter niet minder om.
Zijn dagelijks appjes. Ging vaak nergens over, praatje poep, beetje plagen, dirty talk, grappen maken over en weer. Hij was er altijd, elke dag. Al was het maar een emoji met een zoen. Hij was gewoon zo… tja… zo gezellig.
Ik loop Hunkemöller binnen voor een nieuwe bh en kom langs de speciale ‘slettenafdeling’. Automatisch pak ik een sexy bustier uit het rek om even te passen. Stoute pakjes waren enorm aan hem besteed. Terwijl ik het al in mijn handen heb realiseer ik me: ‘Oh nee, hoeft niet meer’, en mijn hart krimpt een beetje ineen.
Ik verman mezelf. Het is wat het is, voorbij. Maar waarom voel ik hem dan nog zo dichtbij? Ontkenningsfase?
Al drie weken spreek ik hem niet meer. Of bijna vier. Nog nooit gebeurd.
Het waarom begrijp ik ook nog steeds niet. De summiere uitleg: ‘Ik zit niet goed in mijn vel, te veel aan mijn hoofd.’ In mijn belevingswereld zoek je dan toch juist verpozing bij degene die je dat het beste kan bieden? Ik leefde in de veronderstelling dat ik toch een hoog amusementsgehalte had voor hem. Blijkbaar niet.
Zonder wat te kopen ga ik de winkel uit en stap in de auto. Onderweg zet ik mijn playlist aan. Na twee stoplichten komt een van mijn favoriete nummers voorbij. In het refrein zingt Laura Pergolizzi:
To all the things I’ve lost on you, oh-oh
Tell me are they lost on you? Oh-oh
Just that you could cut me loose, oh-oh
After everything I’ve lost on you
Baby, is that lost on you?
Dan ineens voel ik de tranen over mijn wangen lopen. Vooral dat Just that you could cut me loose deed het ‘m. Ik zit snikkend achter het stuur terwijl mijn mascara op mijn kin drupt. Verdomme! Klootzak! Vervolgens raak ik in een heftige discussie met mijn gespleten persoonlijkheid.
‘Really? Ga je hier echt om zitten huilebalken? Een vent die je na een jaar dumpt met een telefoontje? Niet eens face-to-face? Trouwens, je had toch zelf gezegd dat je geen marriage material bent en je wist toch dat hij dat ook niet is? Tja, dan komt er op gegeven moment een eind aan!’
‘Maar waarom? We hebben zo’n klik! Of zal hij een ander hebben?’ Oh ja. Dat is het! Ineens weet ik het zeker. Dat moet het zijn.’
‘Oh ja?,’ antwoordt mijn alter ego. ‘Waar haalt hij die zo snel vandaan dan? Net zo leuk als jij? Jij ziet hem misschien als God’s Gift to Women, maar zo denkt heus niet iedereen erover! En wat dan nog? Krijgt zij het verdriet er ook bij… Alsjeblieft en veel plezier ermee.’
Ondanks mijn eigen tegenspraak zie ik het ineens voor me. Hoe hij een andere vrouw liefkoost. Het lijkt wel masochisme zoals ik mezelf gesel met de beelden die ik in mijn hoofd haal.
Het is vreemd, liefdesverdriet voelt op elke leeftijd hetzelfde. Je denkt dat als je eenmaal groot bent en van genoeg mannen afscheid hebt genomen, je er beter tegen bent opgewassen. Beter kunt relativeren, maar niks daarvan. Het enige verschil is dat ik nu, in tegenstelling tot vroeger, niet denk dat het het einde van de wereld is en dat het nóóit meer goed komt. Ik weet inmiddels dat het zeker niet het einde van de wereld is en dat het heus allemaal goed komt. Het hartzeer blijft echter hetzelfde. Dat voelt gewoon even kut als wanneer je achttien bent. De onrust. Als je thuis bent, wil je naar buiten. Als je buiten bent, wil je naar huis. ‘Gewoon doorademen’, zeg ik tegen mezelf. ‘Het wordt steeds minder. Gegarandeerd.’ Dat is de troost die ik nu heb. Het wordt minder.
Driftig veeg ik mijn gezicht schoon met een servetje dat nog ergens rondslingert en parkeer voor de deur. Eenmaal binnen bedenk ik me dat toen ik vroeger van mijn paard was gevallen, ik van mijn instructeur weer onmiddellijk in het zadel moest: ‘Anders blijf je bang en durf je nooit meer te rijden’, zei hij.
Met zijn woorden in mijn hoofd, activeer de Tinder-app weer. Ik zie dat ik een paar swipe berichten heb en diverse superlikes, dus de keuze is reuze. Van alle aanbidders is er maar een van wie ik denk, oké. Ik swipe naar rechts en in een mum van tijd krijg ik bericht. ‘Hé knapperd!’ (Ik haat dat woord) ‘Je ziet eruit als een bonbonnetje. Ik zou je zo willen opeten.’ Ik weet niet of het nu seksistisch is of misplaatste lolligheid. Ik hou het even op het laatste.
‘Zo zoet bent ik niet’, antwoord ik. En er ontstaat een beetje verbale pingpong. Ik vind het wel grappig. Hij heeft een boot, een baard en een paar tattoos. Goed genoeg om even afleiding bij te zoeken.
