Ik word toch al zeker 28 jaar van mijn leven ongesteld, maar om de een of andere reden lukt het me nog steeds niet om te onthouden welke ongemakken daar – in mijn geval althans – iedere maand bij komen kijken.
Het lijkt wel alsof ik elke vier weken opnieuw word overvallen door de droefenis en het chagrijn, de hevige drang om geld uit te geven aan dingen die ik helemaal niet nodig heb en de onstilbare trek in koekjes, chocola en paprikaribbelchips.
Meestal is het mijn man die als eerste doorheeft wat er aan de hand is. “Kan het zijn dat je PMS hebt?”, vraagt hij dan op zijn meest begripvolle toon. Waarna ik wederom in woede ontsteek, want wat denkt hij wel niet, mijn leed een beetje afschuiven op hormonen. Om vervolgens, als een dag of wat later het eerste bloed zich aandient, te moeten toegeven dat hij gelijk had.
Ja inderdaad, het was PMS, vandaar ook die hoofdpijn, steken in mijn onderrug, dikke pukkel op m’n voorhoofd (vlak naast mijn fronsrimpel, wat allemaal toch weer extra oneerlijk voelt, rimpels en pukkels tegelijk), het nachtelijke zweten, de nare dromen en mijn algemene gevoel van malaise. En sorry voor het schreeuwen, ik kon er ook niets aan doen, want ik was nou eenmaal hormonaal ontoerekeningsvatbaar.
Gelukkig verdwijnen veel van deze symptomen weer zodra mijn menstruatie zich uiteindelijk aandient. Maar het is wel jammer dat mijn buik vervolgens krampt alsof ik de duivel zelf uit mijn lendenen moet persen. Met pijnstillers en warme kruiken sleep ik me dan de dagen door, totdat de hel eindelijk weer voorbij is. Voor de komende weken althans, want vervolgens begint de hele ellende natuurlijk gewoon opnieuw.
Ik was twaalf toen mijn eerste menstruatie zich aandiende, zomaar op een zondagnacht. Dankzij een automobilist met beslagen bril had ik een week eerder mijn been gebroken – hij had mij en mijn fiets niet gezien en was zomaar tegen me aangereden. Het eerste wat ik dacht nadat ik wakker was geworden in een bed vol bloed, was dan ook: o mijn god, ze hebben in het ziekenhuis iets over het hoofd gezien, ik ben hartstikke stuk.
Maar toen ik naar beneden was gestrompeld en mijn moeder vertelde wat er was gebeurd, begon zij te stralen. “Je bent ongesteld geworden!”, riep ze enthousiast. “Nu ben je een vrouw.” Ze gaf me een ring die ooit had toebehoord aan mijn oma en kennelijk jarenlang voor dit heugelijke moment had klaargelegen.
Heel feestelijk voelde ik me ondertussen eigenlijk niet. Zéker niet toen ik vervolgens door de school hinkelde op mijn twee krukken, een dik maandverband in mijn onderbroek. Erg snel ging ik niet op die dingen, dus het bleek nogal een uitdaging om tussen de lessen door op tijd in de wc te komen om de boel te verschonen. Als dit ‘een vrouw zijn’ betekent, vind ik er niet zoveel aan, bedacht ik.
Een kleine driehonderd menstruaties verder denk ik daar wat dat onderwerp betreft nog steeds hetzelfde over. En ik weet zeker: als mannen zouden menstrueren, dan was morfine allang zonder recept bij de drogist verkrijgbaar en kreeg je elke maand een dag of drie bloedverlof om in alle rust te creperen van de pijn en de wereld te haten. Mannen regelen dat soort dingen een stuk beter voor zichzelf. Uitermate irritant, vind ik dat. Maar dat kan ook mijn PMS zijn.
