Na de zoveelste enveloppe met paarse rand weet ik het zeker: ik ga weer met het openbaar vervoer reizen. Het Centraal Justitieel Incassobureau weet heus dat ik geen monster of snelheidsduivel ben.
De ene keer is de boete veertig, dan zestig, soms vijftien euro.
Zelfs als ik precies wéét waar die verdomde wegwerkzaamheden-flitser langs de snelweg staat, lukt het me niet om netjes te rijden als ik het passeer. Het is altijd een kilometer of vier te hard. Ik ben blijkbaar slecht in het inschatten en respecteren van snelheidslimieten.
De optelsom van al die niet significant hoge bedragen doet wél pijn aan mijn banksaldo. Bovendien: ik heb een nieuwe baan op een locatie waar ik, op papier, vrij snel met trein en bus kan zijn. Uiteraard is het ook beter voor het milieu, maar dat is bijzaak, geen hoofdmotief. Sorry Carice en A12-blokkeerders.
Vol goede moed start ik vandaag m’n eerste ov-reis in tijden. De trein is op tijd. In de stiltecoupé is gelukkig plek. Dus niemand die een gesprek met me aanknoopt, want ik ben het type dat je voor 9 uur met rust wil laten. De vrouw naast me zit breed en tikt wild op een laptop, alsof haar leven ervan afhangt. Op het moment dat ze fluisterend vraagt of haar tas mij in de weg ligt, sist de man voor ons dat dit niet de bedoeling is, met wijsvinger richting stilte-icoon.
Na de overstap is het zo druk dat ik ruim twintig minuten moet staan. Toch ben ik gematigd positief en denk: anders had ik in de file gestaan, nou ja, gezeten. Hardop zingend, met mijn thermosfles thee naast me. Ik mis de safespace van de auto wel een beetje.
Wakker en fris stap ik op Hoog Catharijne uit. Nu alleen nog de bus pakken. Via 9292 heb ik de route. Ik heb blijkbaar maar twee minuten om van treinperron 13 naar de juiste bushalte te lopen. Dat is krankzinnig. Voordat ik het juiste platform vind, is mijn bus dus allang vertrokken. Niet getreurd, tijdens de spits vertrekt om de zeven minuten wel een buslijn richting ons kantoor, zei een collega. Maar ja, welke neem ik nu? De tijd dringt en dom op de borden kijken werkt niet, dus loop ik naar het informatieloket. Ik geef het kantooradres, de man kijkt in een systeem en zegt: “Op platform C gaat lijn 225 over drie minuten weg. Die stopt ook bij uw halte, mevrouwtje.”
Mevrouwtje? Ik heb geen tijd of zin om deze man de les te lezen, ik wil de bus halen. Licht nijdig ren ik de trap af. Ja hoor, de bus staat helemaal achteraan. Het is krap negen uur en de zweetdruppels glijden langs mijn rug. De rij bij het instappen is lang.
De chauffeur is het type ruwe bolster, blanke pit. Hij heeft een dubbele vetrimpel in z’n nek en heeft, ik kan het niet anders omschrijven, een boze blik. Ik durf hem zelfs niet aan te kijken als het mijn beurt is om in te stappen. Tot overmaat van ramp scant het apparaat m’n QR-code niet. “Als je wil dat iedereen te laat komt, moet je vooral blijven staan en niet doorlopen”, schreeuwt de chauffeur ineens naar achteren.
Ik word rood terwijl hij mij niet eens aanspreekt. “JA, U OOK… IK HEB HET OOK TEGEN U.” Ik kan niet zien tegen wie hij het heeft. Doorlopen lukt niet. Ik zal de rit naast de buschauffeur moeten staan. Het feit dat de man een beetje op een hooligan lijkt is in zijn voordeel, want de mensen die hij op de stoep laat staan accepteren hun lot gelaten.
Na tien minuten stap ik uit bij de halte die de mevrouwtjes-meneer mij had aangeraden. Ik herken geen enkel gebouw, de straat wel. Het is de verkeerde stop. Ik ben ergens bij huisnummer 23 terwijl ik op nummer 104 moet zijn.
Gelaten aanvaard ik zeven uur later de terugweg. Deze keer rijdt de bus bijna een fietser aan die roekeloos oversteekt. De chauffeur remt, toetert een minuut lang en schreeuwt uit het raam: “Heb je een doodswens of zo… achterlijke mongool!”
In de trein sta ik een kwartier naast een koppel dat ruzie maakt over wie het kind van de BSO haalt. Na de overstap snuif ik in het krappe compartiment als ‘klein mevrouwtje’ nog aan een paar onbekende oksels en val ik bij een spoorwissel tegen een zompig regenjack. Met knallende koppijn check ik in mijn woonplaats uit. Vanaf morgen is ‘mevrouwtje’ weer klant bij het Centraal Justitieel Incassobureau.
