Hij was acht en werd gepest. Schelden, duwen, trekken, stompen; dagelijks werd er ‘vuile, vieze homo’ of ‘flikker’ naar z’n hoofd geslingerd. Zijn ouders waren heus wel eens op hoge poten naar het schoolhoofd gegaan, maar verdere stappen ondernamen ze nooit.
Hij heeft hen dat niet kwalijk genomen. “Ze waren niet capabel. Het waren hardwerkende mensen die weinig tijd hadden en niet goed voor zichzelf konden opkomen, dus ook niet voor mij”, zei Daan ooit tegen mij.
Tussen de middag werd Daan altijd opgevangen door buurvrouw Wilma, die in de zorg werkte en met hem lunchte. Het was een struise vrouw die lederen, lompe schoenen droeg. Van die witte exemplaren waar je zo in kon stappen, type Zweedse klomp. Qua statuur zeg maar de Crocs van de jaren 80. Alleen zijn Crocs zacht vergeleken bij de Zweedse klomp: die was werkelijk loodzwaar.
Wilma was op haar eigen wijze gek op Daan. Zoals een kordate buurvrouw dat kan zijn: ze checkte of hij genoeg boterhammen had gegeten, vroeg hem niet te veel en genoot als Daan soms moest lachen. Ze wist allang dat-ie op jongens viel en gaf hem tips hoe hij z’n aanvallers terug kon pakken.
Op een dag, het was de zoveelste keer, kwam Daan hevig huilend uit school. Klasgenoten hadden hem bij het fietsenhok te grazen genomen. Z’n shirt kapot, overal schrammen en blauwe plekken. “Godsamme”, zei Wilma gefrustreerd. “En nu ben ik er klaar mee, jongen. Die adviezen geef ik niet voor niks. Als je zo terug naar school gaat, ga ik met je mee. En zodra iemand begint te schelden of slaan, dan sla jij terug. Anders sla ik jou met dit”, ze schopte haar schoen uit en pakte de klomp vast. “Ik meen het.”
Hij twijfelde er geen moment over. Van de zenuwen kreeg hij geen hap meer door z’n keel. Schoorvoetend liep hij terug naar school, richting het plein, met Wilma in z’n kielzog. Hij besloot de ‘stiekeme’ ingang te nemen zodat niet iedereen hem zou zien. Misschien zou hij er zo nog onderuit kunnen komen. Aan de zijkant van school was naast de heg een zandbult. Daan klom erop en toen hij ervan afgleed zag hij Thijs halverwege staan.
“Hé kankerhomo, rot op”, schreeuwde Thijs. Door het glijden had Daan al vaart. In een reflex stak hij zijn been uit en trapte de jongen hard in het gezicht. Thijs viel om en crepeerde van de pijn. Pas toen Daan weer durfde te kijken, zag hij bloed. Een leraar kwam al aangerend, maar Daan hoorde Wilma overal bovenuit. Ze stond hem vanaf het plein toe te schreeuwen: “Ja, goed zo jongen, dat zal ‘m leren!”
De schoolleiding nam het, terecht, zeer hoog op en schorste Daan voor een paar weken. Gelukkig kon hij naar Wilma. Op de eerste dag had ze een verrassing voor hem: taart. “Ik ben trots op je. We moeten dit wel vieren.”
Daan is nooit meer gepest. Hij is al tien jaar mijn goede vriend. Dat-ie flaming gay is, geeft hem vooral extra sjeu. Of nu mijn jongste of oudste dochter een verhaal vertelt waar pestgedrag in voor komt; Daan is degene die Wilma er meteen bij haalt. En hoewel haar aanpak zeker niet door de Jeugdzorg-testen komt of een Kanjer-training haalt – en ik haar nog nooit heb ontmoet – heb ik Wilma al jaren hoog zitten.

Disclaimer: dit artikel gaat over een persoonlijke ervaring. Heb je zelf lichamelijke en/of – mentale klachten? Raadpleeg dan altijd je (huis)arts