Vorig jaar heb ik een aantal researchreizen gemaakt naar Europese steden voor een serie over migratie waar ik aan meewerkte. Ik bezocht Parijs, Bergamo en Barcelona onder andere voor ontmoetingen met ongedocumenteerde jongeren die in Europa rondzwerven. Dromend van een legaal bestaan, hopend op werk, een leuke vrouw of man. Kortom, de betere toekomst waar ze hun thuis voor verlieten.
Maar een legaal bestaan opbouwen in Europa is nagenoeg onmogelijk als je hier zonder papieren aankomt. Daar hebben de Europese regeringen wel voor gezorgd.
Ongedocumenteerden staan daarom helemaal onderaan de maatschappelijke ladder. Door niemand gewenst, door niemand gezien.
In NRC stond een droevig stemmend stuk over minderjarige asielzoekers in Ter Apel die ‘te eten krijgen’ en meer niet. Opgesloten in een kamp zonder enig uitzicht op perspectief. Europa is bezaaid met dit soort kampen. Onttrokken aan het zicht van de bevolking die liever wegkijkt dan politici ter verantwoording te roepen voor deze misselijkmakende behandeling van kwetsbare mensen.
Zij die eraan weten te ontkomen, dolen rond in de straten van Europa. In Parijs verkopen ze sigaretten op straat om van te leven terwijl ze zich de treiterijen van de zwaar bewapende en zwaar racistische politie moeten laten welgevallen. In Milaan en Bergamo werken ze zwart wanneer het kan en in Barcelona zoeken ze manieren om legaal werk te vinden zodat ze alsnog een verblijfsvergunning kunnen aanvragen.
Wie wil overleven, zorgt dat-ie niet opvalt, zodat de politie geen reden heeft om je aan te spreken of aan te houden. Je moet onzichtbaar worden, een manier vinden om geld te verdienen en een vast adres bemachtigen zonder dat mensen al te zeer acht op je slaan. Je moet een beetje minder mens worden, terwijl die jongeren juist zoveel behoefte hebben om zich mens te voelen, in een land zonder rechten en ver van hun familie.
Dat is wat al die verschillende jongeren die ik sprak gemeen hadden: ze wilden hun verhaal delen. Vertellen waar ze vandaan komen, waarom ze hun huis hadden verlaten, hoe hun reis naar Europa was geweest, wat ze hier aantroffen en hoe erg ze het vinden om anders behandeld te worden.
In Parijs vroeg een jongen of ik geen leuk meisje voor hem wist. In Barcelona wachtte een jongere, die me met een hulpverleenster had horen praten, net zo lang op me tot ik weer klaar was. Hij ontblootte zijn rug en liet me de littekens zien van de martelingen door politie in Oost-Europese landen. Hij had Europa te voet doorkruist en was onderweg vrienden verloren aan geweld en uitputting. Op verschillende plekken in Europa vind je naamloze graven van te vroeg gestorven dromers.
‘Hadden ze maar thuis moeten blijven’ hoor je dan. Lekker dat hart op slot en keihard oordelen. Waarom eigenlijk? Waarom hadden ze maar thuis moeten blijven? We vinden het vanzelfsprekend dat wij overal heen kunnen, maar misgunnen anderen datzelfde recht. En is de gepaste straf dan werkelijk de dood of het limbo van illegaliteit?
Een andere jongen in Barcelona appt me nog altijd. Hij moet binnenkort het huis uit en heeft nog steeds geen werk gevonden. Wil je niet gewoon terug naar huis, vroeg ik. Zijn antwoord is een resoluut nee. De droom die hij najaagt is voor hem belangrijker dan de vernederingen die hij moet doorstaan.
