Leon Verdonschot legt voor LINDA. iemand het vuur aan de schenen. Deze week is zanger Douwe Bob (31) aan de beurt. Hij tourt momenteel langs de Nederlandse poppodia met zijn nieuwe album Where Did All The Cool Kids Go?.
Op je nieuwe album zing je dat je je verheugt op het moment dat je als 65-jarige met je kleinkinderen bent. Welk beeld heb je daarbij?
“Ik heb dan een mooie baard, een witte. Een ouwe rocker op een zeilschip, die muziek maakt met zijn kleinkids. De kunst van het leven is volgens mij om niet verbitterd te raken. Als ik een ouder iemand zie die niet verbitterd is, denk ik: jij hebt het begrepen. Die baard heb ik nog niet, maar ik ben wel al begonnen met sigaren roken. Het is een begin.”
Over het feit dat je in een jaar tijd drie kinderen kreeg bij drie vrouwen zijn nogal wat grappen gemaakt. Kon je daar zelf ook wel eens om lachen?
“Ja, hoor. Smakelijk ook. Ik vind sowieso dat je jezelf niet zo serieus moet nemen, en ik snap ook echt wel dat het een bizarre situatie was. En dat er dus om gelachen werd.”
Je eerste single van het album heette Nothing to Lose. Je vorige album heette Born To Win, Born To Lose. In je nek staat een tattoo met de tekst Born to lose. Waarom spreekt dat idee van ‘win’ en ‘lose’ je zo aan?
“Ik heb het in mijn nek staan omdat ik weet dat iedereen verliest. Dat ik ook zal verliezen. En dat er een bepaalde schoonheid zit in daarmee omgaan op een stoïcijnse manier. Dus de kern is: acceptatie. Weten dat je verliest, en dat proberen met zoveel mogelijk decorum te dragen.”
Je hebt in 2016 Nederland vertegenwoordigd op het Songfestival. Als iemand weet waar je allemaal mee te maken krijgt als je daar aan mee doet, ben jij het dus. Leefde je mee met de Nederlandse afvaardiging van vorig jaar, toen dat duo veel kritiek over zich heen kreeg?
“Ik kan, denk ik, wel beter invoelen hoe zij zich voelden dan de meeste andere mensen. Maar ook niet helemaal, want ik zou veel dingen anders ervaren hebben. Voor de een is meedoen aan het Songfestival niet wat het voor de ander is. Voor mij voelde het als een schoolreisje. Voor Dion en Mia niet, denk ik. Ik vind het heel spijtig dat die twee jonge carrières er een klap door hebben gekregen. Ik kon mezelf toen ik meedeed blijven voorhouden: het gaat om die drie minuten, en het is mijn werk. Alle vorm van stress slaat op je stem, dus het beste is om álles met een korreltje zout te nemen. Ik merk mijn hele loopbaan eigenlijk al dat alles dat je niet té serieus neemt, beter gaat. En dan kun je later terugblikkend denken: oh, dat was toch wél serieus.”
Aanvankelijk werd jij niet net als je vader kunstenaar, maar kok. Welke herinnering komt het eerst bij je op aan je leven in de keuken?
“Ik weet nog dat ik net begon aan de koude kant van een klein restaurant in Amsterdam. Het was heel druk, en er kwam een taart terug die niet goed was. Die vloog de hele keuken door, en de chef ging daarna gewoon door alsof er niks was gebeurd. Toen dacht ik: oh ja, dit is waar ik voor ben gewaarschuwd als het gaat om chefs in de keuken. Er zouden nog vele taarten volgen.”
Kook je nog iedere dag?
“Elke dag. Dat is voor mij een soort therapie. Bovendien: als je ooit in een professionele keuken hebt gestaan, kijk je nooit meer hetzelfde naar eten. Ik weet inmiddels veel over verborgen vetten en suikers. En ik snap het ook: alles wordt lekkerder met een klont boter. Als je een saus afmonteert met boter, wordt de saus beter en rijker, dat is gewoon zo. Maar het is niet beter voor je hart. Dus voor je lichaam is het beter om vaak zélf te koken.”
Wat was het eerst dat je als kind later wilde worden?
“Kok, of in militaire dienst. Maar zeker niet kok ín militaire dienst. Het grappige is dat beide vakken hiërarchisch zijn georganiseerd, terwijl ik heel antiautoritair ben. Maar het bloed kroop waar het niet gaan kon: ik pakte een gitaar op, en toen wist ik het al.”
Heeft Nederland een grootse verdediger van het land aan jou verloren?
“Ik denk het eigenlijk niet. Al heb ik wel een sterk gevoel voor Nederland, en ter verdediging van ons eigen land zou ik zeker meteen in dienst gaan. Maar ik zou toch te veel in de knoop zitten met mijn kop.”
Je nieuwe album Where Did All The Good Kids Go? klinkt poppiër dan je oude werk. Heb je je cowboyhoed opgeborgen?
“Als je luistert naar de country en americana die momenteel in de wereld worden gemaakt, dat klinkt het album wel degelijk als americana. Als je americana of country maakt, denken mensen vaak aan het geluid van de sixties en seventies. Maar dat is helemaal niet het geval. Mijn nieuwe album klinkt modérner, dat is wel zo. Maar ik zal mijn cowboyhoed nooit ophangen.”
Je vader had een problematische verhouding met alcohol. De grote waarschuwing voor alcoholisme was dus dichtbij. Ben jij een bewijs dat dat zelden voldoende is?
“Ik ben altijd een binge-drinker geweest. Dan weer een paar weken niet, dan weer een week keihard drinken. Ik heb wel lang in een ontkenningsfase van het probleem gezeten. Maar je hebt wel gelijk, jammer genoeg: je kunt je fouten nu eenmaal niet voor je kinderen maken, die moeten het toch zelf ondergaan.
Wat je wél kan doen, is je kinderen niet laten opgroeien met veel drank, zoals bij mij is gebeurd. Dat is misschien wel de belangrijkste reden dat ik gestopt ben. Ik weet eerlijk gezegd niet of ik was gestopt met drinken als ik geen kinderen had. Daarvoor heb ik niet genoeg zelfliefde, denk ik. Maar ik hou wel heel veel van mijn kids. Er is een wereld voor en na het ouderschap, en het is een andere wereld. Met een andere manier van liefhebben, van kijken, met andere zintuigen. Een andere dimensie. Het valt ook niet vooraf uit te leggen. Zoals je iemand die niet verslaafd is geweest, ook niet kan uitleggen wat verslaving is.”
