Leon Verdonschot legt voor LINDA. iemand het vuur aan de schenen. Deze week is cabaretier Claudia de Breij (48) aan de beurt. Vanaf 6 maart staat ze in Carré met haar nieuwe voorstelling Wat Als, daarna is ze ermee in het hele land te zien.
Je nam een ‘adempauze’ na je oudejaarsconference, staat op de site van Carré. ‘Adempauze’: is dat een kanshebber voor het Understatement van 2024?
“Het was eerder een hyperpersoonlijke lockdown, al lag mijn creativiteit niet helemáál stil. Als kind was ik erg op mezelf en zat ik graag binnen te lezen, muziek te luisteren en films te kijken. Ik vond mezelf terug bij een verlangen naar dát gevoel. Ik denk dat ik ten diepste een introvert persoon ben, met een heel extraverte oplossing daarvoor. Tijdens die Oudejaarstournee zat ik helemaal vol met adrenaline, en dat is een heel gevaarlijke drug. Het is verslavend, en net als bij andere drugs heb je zelf niet door hoe ernstig de situatie is. Voor deze drug bestaan geen afkickklinieken. Nou ja, één: mijn huis.”
Tijdens de tweede try-out voor je show, in Helmond, werd iemand in het publiek onwel, en moest zelfs een ambulance komen. Je hebt de show wel kunnen afmaken. Is dat ooit niét gelukt?
“Ja, ik moest één keer stoppen tijdens een voorstelling, omdat ik heel, heel erg ziek was. Meestal stopt diezelfde adrenaline álles, zelfs buikgriep. Maar toen niet. Ik moest echt af om over te geven, wetende: eigenlijk komt het uit eh … beide openingen. Toen ben ik dus het podium afgegaan ín een liedje. En terug het podium opgekomen om te zeggen: sorry, ik ben echt te ziek, ik moet stoppen. Dat is de enige keer dat dat is gebeurd.”
De indruk dat we onszelf minder goed lange tijd kunnen concentreren, zie jij die bevestigd in het theater?
“Ik draai voor aanvang een opname met de stem van Jeroen Kijk in de Vegte, die vraagt of mensen even hun telefoon willen uitzetten. Daar heb ik nu aan toegevoegd dat ze ’m ook niet tussendoor uit hun tas moeten halen om even op hun scherm te kijken. Die toevoeging was inmiddels wel nodig. Nu gebeurt het echt niet meer. Waarschijnlijk omdat het een vrij agressieve oproep is. En het komt ook door de voorstelling zelf, denk ik: ik zit er zelf ook echt helemáál in, dus ik voel me ook wel een beetje een leeuwentemmer. Ik heb de hoop dat er, juist vanwege die kortere spanningsboog, veel meer behoefte is aan een langere focus op één ding. En die vervul ik dan.”

Schrik je wel eens ’s nachts wakker, denkend: wat mis ik toch het presenteren van een tv-talkshow?
“Dat niet. Maar mijn handen kunnen wel jeuken. Omdat iets heel góéd is gemaakt. Of omdat ik juist denk: echt, breng je dít op tv? Maar er zijn twee redenen waarom ik het niet doe: ik vind optreden zo fijn, en ook magischer dan tv. En het is bij tv heel moeilijk om je eigenheid te bewaren, omdat Jezus en zijn moeder en de netmanager en zijn moeder en de zenderbaas en zijn moeder en de eindredacteur en zijn moeder ook iets vinden. Ik sluit niet uit dat ik het ooit weer wil, maar als ik de aanvechting soms voel, trekt die ook snel weer weg.”
Dit is, als we de oudejaars niet meetellen, je tiende theaterprogramma. En anders je dertiende. Aan de ene kant zou je denken: elk vak kent wetmatigheden en die ken je inmiddels allemaal, dus het wordt gemakkelijker om een programma te maken. Aan de andere kant: inmiddels heb je ook veel over wat je denkt en voelt en bent al gedeeld, en je wil ook niet jezelf herhalen, dus het wordt juist moéilijker. Welke klopt meer?
“Ik vind de afweging óm er te gaan staan moeilijker worden. Ook vanwege de toestand in de wereld. In mijn voorstelling gaat het ook over de keuze tussen bezorgd of onbezorgd zijn, en ik denk dat niemand die bij zijn hoofd is in deze tijd nog onbezorgd is.
Misschien luister ik te veel geopolitieke podcasts, maar ik denk wel eens: wat sta ik hier eigenlijk te doén, de oorlog ís al heel dichtbij. Mijn antwoord daarop is: er is alleen deze avond, en deze avond zijn we in ieder geval allemaal samen. De onbevangenheid waarmee je als je jong bent het podium op gaat, het gevoel dat dat voor iederéén heel tof is, die is veel minder geworden. Maar áls ik er eenmaal sta, maken ze mij de pis niet meer lauw.”
Zoals nogal wat bekende artiesten ben je afgewezen aan een gerenommeerde kunstopleiding, in jouw geval de Amsterdamse Kleinkunstacademie. Hoe lang heb je je afgevraagd hoe anders je leven en loopbaan zouden zijn gelopen als je wel was aangenomen?
Lachend: “Toen alle schandalen uitkwamen, was ik daar vooral opgelucht over. Maar serieus: ik was geen klassiek mooi meisje, niet het ‘lekkere wijf’ dat het goed deed bij die docenten.”
Hadden ze wel gelijk om je af te wijzen?
“De grond voor de afwijzing was dat ik te weinig theatraal was. En dat was dus terecht, want ik weet wel hoe ik mezelf moet spelen, maar theatraliteit an sich heb ik echt niet. Wat sommige kleinkunstenaars kunnen hebben, namelijk dat als ze ergens binnenkomen er meteen al een type binnenkomt, dat heb ik inderdaad niet. En die afwijzing heeft me ook iets opgeleverd; weerstand heeft me veel gebracht. Een houding van ‘aan de kant, ik kan het wél.’”

Jouw bekendste nummer is ‘Mag Ik Dan Bij Jou’, de uitdrukking is inmiddels zelfs opgenomen in de ‘Dikke van Dale’. Als er iets vreselijks gebeurt in Nederland en het land heeft behoefte aan troost en verbinding, krijgt je nummer steeds een nieuw leven. Had jij toen je het inmiddels 15 jaar geleden schreef enig idee dat je iets bijzonders in handen had?
“Ik schud nu ‘nee’, maar toch is dat helemaal niet waar. Ik dacht wel degelijk dat het heel lied bijzonder was, maar dan bijzonder níche. Voor een bijzonder klein publiek. Toen ik het af had, vond ik het zelf heel tof, omdat het heel dicht bij me stond. Waardoor je geneigd bent te denken dat niemand anders het leuk gaat vinden. Dat is wat ik wel heb geleerd: als je iets maakt dat voor iederéén is bedoeld, is het nooit voor iedereen. Maar hoe persoonlijker, hoe universeler.”
Voor je boek ‘Dan Neem je Een Geit’ interviewde je jaren geleden veel andere prominenten over hun levenslessen. Je had je daartoe laten inspireren door de in 2015 overleden filosoof René Gude, die ooit stelde: ‘Les één: ga vooral te rade bij anderen.’ Vind je dat zelf gemakkelijk?
“Ik vind dat wel lastig. Zoals mensen die van hun geloof zijn gevallen dat hebben met bidden, doe ik te rade gaan bij anderen pas als de nood écht aan de man is. Uit mezelf zal ik niet zo snel raad aan anderen vragen. Maar zoals nu, met wat Carré dan een ‘adempauze’ noemde, heb ik het wel gedaan; heb ik mensen die hetzelfde hebben meegemaakt gevraagd hoe zij dat hebben opgelost. Maar het water moet me dus een beetje aan de lippen staan.”
Je meest recente boek was een briefwisseling van Paul van Vliet. Wat heb je van hem geleerd?
“Heel veel. Maar een daarvan is zijn les: ‘Je kunt niet álles oplossen met energie.’ Precies wat ik zelf altijd wél probeer. Soms moet je niet proberen uit nog een extra vaatje energie te tappen, maar moet je eerst eens bezien wat er allemaal op tafel ligt, zonder het meteen te willen oplossen.”
Je vrouw Jessica van Geel was al ruim vijf jaar je vriendin tot toen jullie trouwden. Veranderde er iets toen jullie dat alsnog deden?
“Ja, dat vind ik wel. Ik was zelf al een keer getrouwd geweest, Jessica niet. Je kunt nog honderd keer tegen elkaar zeggen dat je van elkaar houdt, maar toen we die beslissing om te trouwen hebben gemaakt voor de goegemeente, veranderde er voor haar iets, en daarmee voor onze relatie, en dus ook voor mij. En voor mij was het, veel meer dan ik had gedacht, een dag waarop ik me realiseerde dat het leven misschien niet altijd voorbeeldig was gelopen zoals ik had bedacht, maar dat als die dag een Kim van Kooten-film was geweest, toen de aftiteling was gekomen. Het gevoel: gelukkiger dan dit word ik niet. Dat was op het moment waarop allebei onze exen met de kinderen een act stonden te doen voor ons. Dat voelde volmaakt, op een manier die ik nooit had kunnen bedenken. En dat had ik dus nooit ervaren als we die stap niet hadden gezet. Als je overlijdt, blijven er maar drie data over in het archief. Je geboortedatum, en je sterfdatum, en je trouwdatum. Geboren worden: daar kies je niet zelf voor, sterven meestal ook niet. Maar trouwen wel. De enige datum waarvoor je zelf hebt gekozen. Ik kan het iedereen aanraden.”
Foto: Bob Bronshoff