Leon Verdonschot legt voor LINDA.nl wekelijks iemand het vuur na aan de schenen. Deze week is actrice, en (scenario)schrijver Maike Meijer (54) aan de beurt.
Je kreeg vorige week het 125.000ste exemplaar van je boek Wen Er Maar Aan uitgereikt. Dat kan twee dingen betekenen: de thema’s die je aansnijdt, zoals ouder worden en de overgang, zijn toch niet zo’n taboe. Of: kennelijk wel, en jouw boek doorbreekt dat.
“Haha! Een boek erover lezen is wel iets anders dan het uitspreken, hè? Of het aanschouwen. Zelf vind ik het fijne van schrijven dat je vastlegt wat je allemaal al denkt, maar waar je niet precies de vinger op kunt leggen. Dat kleine spoor dat je niet precies kunt vastpakken, waar de schaamte zit, of het taboe. De lach zit vaak in een soort kortsluiting. Ik had veel behoefte om de lol die ik normaal heb ik in het schrijven en spelen van scènes, vast te leggen, maar dan zónder decor of pruiken. En wat ook meespeelt, denk ik, is dat mensen veel behoefte hebben aan luchtigheid in deze zware tijden.”
Wat herkennen mensen dan, volgens jou? De hoofdpersoon van je roman is een ouder wordende actrice die steeds vaker wordt afgewezen. Dat is geen universeel thema.
“Nee, dat klopt, maar kennelijk raakt wat zij meemaakt aan iets universeels. Het is minder particulier dan ik zichzelf dacht. Ik denk vanwege schaamte, van de achterkant van het schilderij. Het gevoel van: o ja, precies zo voel ik me ook in een pashok, of als ik een badpak moet kopen. Of over die ervaring als je op Instagram leest dat ‘Your body is a temple’, terwijl dat lichaam toch meer voelt als een FEBO na sluitingstijd.”
Is je roman een pleidooi voor schaamteloosheid?
“Ik schrijf eerst en vooral waarover ik zelf moet lachen, of waarover ik zelf pijn heb. En ouder worden en de overgang; dat zijn onderwerpen die ik aan den lijve ondervind, en als actrice is dat extra zichtbaar. In tegenstelling tot jullie mannen moet je er best leuk uit blijven zien, en word je daar op afgerekend. Alle scènes in het boek die te maken hebben met auditeren, zijn écht. De gedachten die bij je opkomen, het werken met regisseurs, de teleurstelling in hun ogen zien, het voortdurend afgewezen worden: ik heb dat jaren meegemaakt. En ik hoop inderdaad dat het bevrijdend werkt om dat te lezen, dat je erom kunt lachen. Er is niets zo fijn als lachen. Lach en bevrijd jezelf, en ga vervolgens verder. Want uiteindelijk geldt, ook als het niet grappig is: je moet wel dóór.”
Mannen die op je boek reageren, betrekken die het boek op hun vrouw, of ook op zichzelf? Hoe selectief lezen ze?
“Ik heb wel van mannen gehoord dat ze angstaanjagend veel herkennen, ook in de vrouwenfiguur. Afgedankt worden, niet meer echt meedoen: dat kennen en herkennen mannen ook.”
Je hebt je boek niet alleen geschreven, maar ook getekend. Die tekeningen zijn vaak nog onverbiddelijker dan je teksten. Hangborsten? Dan in de illustratie er ook een laptop of een fles wijn onder klemmen.
“Ik heb altijd veel getekend, maar ik deed er nooit iets mee. Illustraties bij een verhaal worden snel truttig, het wordt een soort kinderboekenjargon. Dat wilde ik niet, ik wilde dat het lijkt alsof de tekenaar net als het boek een dagboekvorm had. Alsof de tekenaar dacht: hoe zat het ook alweer, oh ja, ongeveer zó. Alle tekeningen moesten dus in één keer raak zijn, zonder potlood en zonder gegum, en brutaal en snoeihard worden.”
Denk je nog wel terug aan Living Stone, het avonturenprogramma dat je ooit presenteerde met Jan-Douwe Kroeske?
“Haha! Nee, niet meer zo vaak, al was het wel heel leuk. Ik heb daar zóveel enge dingen voor gedaan: met haaien en kooien, parels duiken en krokodillen redden. Ik kwam van de Toneelschool en daar deed je zoiets niet: je hoorde Shakespeare te spelen, niet voor een VARA-programma de wereld over te reizen. Het grappige was dat ik helemaal niet zo avontuurlijk ben, en al helemaal geen globetrotter. Een presentatrice ook niet, leerde ik daar. Laat mij maar gewoon dingen doén, het werkt totaal niet om mij voor een camera een boekje ophoog te laten houden, terwijl ik in de camera zeg dat het een boekje is. Presenteren is echt iets héél anders dan toneelspelen.”
Als actrice heb je veel heel verschillende rollen gehad. Weet je nog wie Serona is?
“Nee? Ga je me dat nu vertellen?”
De meesteres uit Dagboek van een Callgirl, die jij speelde.
“O, fuck ja! Toen moest ik een leren pakje aan met zo’n zweep. Er werkte toen iemand op kantoor bij Kemna Casting. Die moest ik helemaal in elkaar meppen.”
Toren C, de serie van Margôt Ros en jou, is zeven seizoenen lang op de Nederlandse televisie geweest, maar is ook verkocht aan het buitenland. Hoe anders is het daar?
“Met Engeland en Amerika zijn we nog bezig, maar volgens mij zijn ze daar uiteindelijk toch te preuts. De Canadese versie is heel leuk, en ook de Franse remake was leuk om te zien. Met hun eigen humor, die niet altijd de onze is. Fransen zijn van het stylish en het mooi, terwijl Margôt en ik heel erg houden van lelijkheid en grote onderbroeken. Een van onze favoriete types, Els, heeft bij ons altijd dezelfde kleding aan, maar dat is in Frankrijk ondenkbaar. De Franse Els draagt elke aflevering een andere shawl.”Foto: Bob Bronshoff