De cafébrand in Volendam voltrok zich op Nieuwjaarsdag precies twintig jaar geleden. Simon Keizer beschrijft hoe hij die rampzalige nacht beleefde.
Vanwege de afgekondigde maatregelen is vakantie vieren rond de jaarwisseling niet aan de orde. Jammer, maar begrijpelijk. Anne en ik zorgen er altijd voor dat we ‘weg’ zijn met oud en nieuw. Noem het vluchtgedrag.
Ergens in december van het jaar 2000 – ik was zestien jaar – was ik met mijn moeder kleding aan het shoppen voor de feestdagen. Ik keek vooral uit naar oudjaar. We hadden met twaalf vrienden een tafel gereserveerd in de leukste kroeg van het dorp, café ’t Hemeltje, en het beloofde groot feest te worden. Voor mij betekende zoiets een welkome afleiding. Een jaar eerder was mijn vader overleden en ik zat daarmee nog behoorlijk in de knoop, hoewel ik mezelf wijs probeerde te maken dat ik dat al had verwerkt.
Ik paste een suède overhemd. Ik vond het mooi. Die wou ik.
‘Dit is wel een erg brandbare stof,’ zei mijn moeder.
‘Weet ik, maar ik heb niet het plan om een fikkie te steken, hoor,’ was mijn antwoord.
Maar dat ‘fikkie’ kwam er toch. Net na twaalf uur ’s nachts, dus in de eerste minuten van 01-01-’01, werden er in ’t Hemeltje – waar intussen veel te veel jongeren opeengepakt stonden – vuurwerksterretjes uitgedeeld en vervolgens aangestoken. De nog aanwezige kerstversiering vatte vlam, en in een mum van tijd veranderde het plafond in een vuurzee. We zaten als ratten in de val. Ik had al wat uurtjes zitten pimpelen en misschien kwam het daardoor dat ik heel rustig werd. In alle kalmte bedacht ik dat warmte opstijgt, en dat het dus slimmer zou zijn dicht bij de grond te gaan zitten. Maar alles ging te snel. Het werd ineens pikdonker, er klonk geschreeuw, en alle zuurstof werd binnen enkele seconden uit de ruimte weggezogen. Ik zag op dat moment de krantenkoppen van de volgende dag al voor me: Honderden doden in Volendam. Meteen dacht ik eraan dat mijn moeder en mijn zus er nooit overheen zouden komen als ik zou sterven, een jaar na het overlijden van mijn vader. Ik klauterde over mensen, mensen klauterden over mij. Uiteindelijk belandde ik achter de bar, zag door de rook heen twee vrienden, en we moesten lachen om elkaars zwartgeblakerde uiterlijk. Lachen, ja. We waren overduidelijk in shock. Mijn overhemd was nog intact. De ramen in de pui werden ingeslagen. Het zorgde voor frisse lucht en grote opluchting. Pas toen zag ik hoe groot de ellende was. Het zijn beelden die ik nooit zal vergeten. Mijn vrienden en ik hielpen waar we konden, totdat de inmiddels gearriveerde brandweer ons zei te vertrekken.
In de vrieskou liep ik naar Hotel Spaander, een eindje verderop. Daar belde ik mijn moeder om te zeggen dat er zich een ramp had afgespeeld, maar dat ik oké was. Toen ging ik naar huis. De vader van één van mijn vrienden haalde me op om naar het ziekenhuis te gaan, om te checken of we wel écht oké waren. Daar heerste inmiddels een noodtoestand vanwege de slachtoffers die werden binnengebracht. Wij werden meteen teruggestuurd, want er was niet genoeg mankracht om iedereen op te vangen. Eenmaal weer thuis stortte ik in. Af en toe werd ik wakker om gitzwart roet uit te braken, om meteen daarna weer in slaap te vallen. Om acht uur ’s morgens maakte mijn zus me wakker. Ze vertelde dat er vijf mensen waren overleden, maar dat de verwachting was dat dat aantal nog flink zou stijgen. Uiteindelijk werden het er veertien. Veertien jongeren die als gevolg van die nacht het leven lieten. Daarnaast waren er tientallen slachtoffers die voor maanden in diverse ziekenhuizen belandden en tot op de dag van vandaag hersteloperaties moeten ondergaan. Nu nog! Twintig jaar later!
Zelf kreeg ik een flinke psychische knauw door de gebeurtenissen van die nacht en daarom sprak ik met mezelf af om de jaarwisselingen niet meer in Volendam te vieren, hoeveel tijd er ook zou verstrijken. Ook Anne was tijdens die fatale nacht aanwezig in ’t Hemeltje. Ze hield er, afgezien van mentale klachten, brandwonden aan over aan haar rechterarm. Zij deelde mijn wens om voortaan ‘weg’ te zijn op 1 januari.
De komende jaarwisseling zitten we echter noodgedwongen thuis. Samen zullen we proosten op het nieuwe jaar. Samen zullen we ongetwijfeld ook even terugdenken aan twintig jaar geleden, en samen zullen we dan ongetwijfeld vaststellen dat er ergere dingen zijn dan een tijdelijke lockdown.
Lees ook
Simon Keizer: ‘Ons album stond op nummer 1, ik zat in een hoekje te huilen’